Wie een blik op de financiële markten werpt, denkt dat alles koek en ei is. Maar schijn kan bedriegen. Het gevaar komt soms uit onverwachte hoek.
Beleggers in aandelen zijn weer een vrolijke bende. De koersen stijgen onafgebroken, week na week, en het brengt de geesten in hogere sferen. Soms letterlijk. Er gaat niets boven een onweerstaanbare stierenmarkt. Beleggers zitten dan op een roze wolk en worden steeds minder alert voor gevaren. Ze worden in bepaalde mate in slaap gewiegd, door dezelfde roze wolk waarop ze samen gezapig zitten. Wie al wat langer op de beurs actief is weet dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is. Het vormt immers de aanloop voor een finale opstoot op de aandelenmarkten, gevolgd door een – meestal – stevige correctie. Een ervaren belegger, past op z’n tellen. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat we vandaag opnieuw in zo’n klimaat zijn verwikkeld.
Toch zal een grotere beurscrash, zoals we die eerder zagen in 2000 of 2008, niet direct om de hoek komen kijken. De fundamenten zijn er momenteel nog niet naar. De waarderingen mogen dan wel hoog zijn, in een uitgevlakte vorm (CAPE), maar relatief gezien valt het allemaal mee. Let wel, we zeggen hier zeker niet dat de beurs momenteel goedkoop is, maar er moet nog wel een pak bij vooraleer de waardering te ‘zwaar’ wordt.
Andere onderdelen die kunnen zorgen voor problemen op de beurs, zoals de houding van de monetaire instanties, zijn ook nog niet van die orde dat ze problematisch zijn. Enkel de Amerikaanse Fed is momenteel bezig aan een renteverhoging, maar de Europese en Japanse centrale banken zijn nog altijd erg soepel met hun beleid. We verwachten wel dat dit allemaal wat krapper zal worden in de komende maanden en jaren, maar ook hier zijn de omstandigheden verre van alarmerend.
Tot slot heb je nog de economische omstandigheden. De economie is verre van verhit: de groei is altijd ondermaats, terwijl inflatie bescheiden blijft (hoewel die laatste nu wel begint op te lopen). In problematische omstandigheden zou je inflatie moeten hebben die gemiddeld genomen dubbel zo hoog ligt als de economische groei voordat dit doorwerkt in de aandelenmarkt. In het verleden was het in de praktijk meestal zo dat een aandelenrally in ademnood raakte, zodra de inflatie boven 5% uitschoot. Daar zijn we vandaag, met zo’n 2%, nog een aardig eind van verwijderd.
Voldoende ingrediënten om de rally nog enige tijd intact te houden. En toch, toch zit er iets niet lekker. De beursrit lijkt onaantastbaar geworden. Het nieuws mag positief of negatief zijn, het glijdt allemaal van de aandelenmarkten af als water van een eend. De volatiliteit is verdwenen, als sneeuw voor de zon. Niemand lijkt zich nog zorgen te maken, over wat dan ook. Precies zo’n omgeving leent zich uitermate goed voor een onverwachte, fikse beurscorrectie. Want zoals het steeds is, zit ook het venijn op de beurs, vaker in de staart. Ook vakjargon noemen wat dat ook weleens ‘tail risk’. Uitzonderlijke omstandigheden die plots uit het niets opduiken.
Gelukkig bestaan er op de beurs ook allerhande meetinstrumenten, zelfs om de tail risk te meten. Via het volume op de optiebeurzen in out-of-the-money opties – die bescherming bieden voor erg uitzonderlijke bewegingen – kan je bepalen hoe groot de vraag naar dit soort bescherming is. Die optiereeksen worden dan verzamelt in de zogenaamde SKEW-index. Wanneer de SKEW hoog oploopt is het gevaar voor een uitzonderlijke beurscorrectie aanwezig. Immers, dit ‘slimme geld’ op de optiemarkten heeft in het verleden meermaals bewezen aan het juiste eind te trekken. Op de onderstaande grafiek ziet u het verloop van de SKEW, over de afgelopen decennia:
De SKEW liep flink op in aanloop van de tussentijdse correctie in 1998, maar ook naar de technologiecrash in 2000. Verder zagen we een opstoot in de SKEW, in de aanloop van de beurscrash in 2008, of bij de eurocrisis in 2012, maar die opstoten waren minder uitgesproken. Vandaag loopt de SKEW hoger op dan ooit! Het slimme geld zit al even ongemakkelijk op z’n stoel als wij. Ze kopen massaal bescherming tegen een onverwachte beurscorrectie.
Nogmaals, we denken niet meteen aan een herhaling van 2000 of 2008. Daarvoor zijn de fundamenten er nog niet. We denken eerder aan een tussentijdse correctie, zoals de beurscrash van 1987, beter bekend als de Zwarte Maandag. Plots, uit het niets, kwam die gruwelijke correctie op gang. Volgens de kenners van destijds lagen automatische handelsprogramma’s (inderdaad, die bestonden toen ook al) aan de basis van de beurscrash, maar zeker kan niemand het tot op de dag van vandaag zeggen. De fundamenten waren er toen ook niet naar, maar toch kwam er een zware correctie. Het duurde dan ook niet lang, slechts enkele weken, vooraleer de beurs nieuwe hoogtes bereikte. Maar over de impact wordt tot op heden nagepraat. Zo’n fenomeen zouden we vandaag eerder verwachten, dan een structurele correctie. Tijdig maatregelen nemen is dan ook aan de orde voor de aandachtige belegger.