Bij het voorbereiden van mijn college deze week over de kruistochten las ik weer eens in het fenomenale werk De cultuur van Middeleeuws Europa van historicus Jacques Le Goff en mij troffen zijn rake woorden en ik citeer (blz. 90-91): ‘De kruistochten droegen bij tot de verarming van het Westen….’ En: ‘De kruistochten brachten de christenheid geen opbloei van de handel … geen nieuwe technieken en producten … ze brachten geen intellectuele rijkdommen.’ Nee, zegt Le Goff, ‘ik kan slechts één enkele vrucht ontdekken die de christenen misschien aan de kruistochten hebben overgehouden: de abrikoos.’
Le Goff’s analyse van historische gebeurtenissen die meer dan 800 jaar geleden plaatsvonden is genadeloos. De kruistochten leverden Europa niets dan ellende, armoede, verdeeldheid, moord en doodslag op.
De gedachtegang van Le Goff sterkte me in een overtuiging die ik de laatste tijd meer en meer op voel wellen in mijn politiek-analytische inborst. Al zo lang ik leef (en dat is inmiddels –ruim- meer dan een halve eeuw) ben ik getuige van westerse bemoeienis met het Midden-Oosten en Noord Afrika. Ik heb hier niet de ruimte om de hele geschiedenis te herhalen, en zal me dus tot de recente gebeurtenissen beperken. Zo heeft de Westerse bemoeienis met Afghanistan tot vrijwel niets geleid. De Afghaanse regering kan niet eens de veiligheid garanderen in haar eigen hoofdstad. De Taliban zijn bij lange na niet verslagen. De democratie die in Irak gevestigd had moeten worden is maar in zeer bescheiden mate gerealiseerd en dat in een land dat hopeloos verscheurd is tussen soennieten, sjiieten, Koerden en de strijders van Islamitische Staat. Als je denkt aan de westerse mensenlevens die de strijd in beide landen heeft gekost vraag je je nog meer in gemoede af waar we aan begonnen zijn. Het heeft ons niets opgeleverd, zelfs geen abrikoos.
De overtuiging waar ik net gewag van maakte is dat het voor alle partijen beter zou zijn als het Westen haar handen van het Midden-Oosten zou aftrekken en de partijen het zelf maar laat uitzoeken. Als de strijdende partijen besef krijgen van de afwezigheid van westerse invloed en haar daadwerkelijk isolationisme en zij zich dus ook zullen realiseren dat ze er helemaal alleen voor staan, dan is de kans niet uitgesloten dat ze op termijn besluiten aan te schuiven aan de onderhandelingstafel want als ze zo doorgaan, en niemand kan dit conflict echt winnen, dan is er over een tijdje geen Midden-Oosten meer over.
Ja, maar dan verschuift het machtsevenwicht ten gunste van Saoedi-Arabië, van Iran, ja zelfs van Islamitische Staat. Klopt, maar die processen zijn nu ook al gaande. Dat bizarre frame dat zowel in het Westen als in het Midden-Oosten telkens weer gevoed wordt dat het Westen alles en iedereen in de hand heeft is toch allang een gepasseerd station? Kijk naar de voorbeelden van Afghanistan en Irak.
Maar dan, het Westen pretendeert hoogstaande universeel geachte waarden te vertegenwoordigen en na te streven. De ethische lat ligt heel hoog voor Europa en de Verenigde Staten. Wij hebben de dure plicht die waarden uit te dragen en ernaar te handelen. Dat is ook de reden dat wij –terecht- zo ruimhartig vluchtelingen opnemen. En dan wringt zich hier het probleem dat ik heb: enerzijds zeg ik ‘weg uit het Midden-Oosten en wel nu’ en anderzijds zeg ik ‘als het Westen haar universeel geachte waarden niet meer uitdraagt, wie doet het dan?’. Het is een duivels dilemma.
Maar oplossingen voor politieke problemen zijn immer compromissen en nooit zo zwart-wit als ze op het slachtveld zijn. We hebben toch gezien dat er lichtpuntjes zijn zoals de in Tunesië prima functionerende democratie. Er wordt veel gefulmineerd op de Tunesische regering en dat is maar goed ook, want dat gebeurt in een context die democratisch is. En van nog groter belang, en ik zeg dat met Roel Meijer in zijn uitstekende betoog ‘Wat is politiek in de politieke islam’ in Joas Wagemakers’ en Martijn de Koning’s onlangs verschenen boek Islam in verandering waarin hij stelt dat ‘er (na de val van Moslimbroeder President Morsi) grotere ruimte is ontstaan voor creatieve denkers van een nieuwe generatie (moslims, JJdR) om verder na te denken over de relatie tussen politiek en religie (p. 201)’. Ik heb dat ook altijd gezegd: de jongeren van de Arabische Lente van 2011 worden ouder en zullen de fakkels van de democratie –weer- aansteken.
Het Westen dient, concluderend, te stoppen machtspolitiek te bedrijven maar tegelijkertijd een actieve politiek te ontwikkelen om democratische krachten overal ter wereld te ondersteunen en te financieren. De Verenigde Naties, een bondgenootschap van alle staten ter wereld, zijn het die eventueel militair in conflicten moeten ingrijpen met een veel groter mandaat dan dat ze nu krijgen. Het zijn wellicht hopeloze, ja naïeve dromen die ik hier debiteer maar ik heb de geschiedenis aan mijn zijde en bovendien, een oorlog om een enkele abrikoos is die oorlog niet waard.