Effectief mensenrechtenbeleid vraagt soms om vuile handen

15-06-2015 19:23

Ik bezocht afgelopen week een theatervoorstelling in Theater Frascati te Amsterdam. Daarin werd het Srebrenica-debat van 1993 nagespeeld door mijn vroegere collega-woordvoerders. “We moeten iets doen”, was destijds het devies van velen die Nederlandse deelname aan de VN-missie in Bosnië bepleitten.

Gesinnungsethik en Verantwortungsethik

Historicus Hans Blom stelde terecht dat in het debat van toen sprake was van een botsing tussen twee wereldbeelden; twee radicaal verschillende politieke logica’s. Het gaat – om met de Duitse socioloog Max Weber te spreken – over enerzijds een Gesinnungsethik en anderzijds een Verantwortungsethik. Bij de eerste gaat het niet zozeer om hoe de werkelijkheid is, maar vooral om hoe die zou moeten zijn. Het gaat om het dogmatisch vasthouden aan onvervreemdbare principes, altijd en overal. Bij de logica van de Verantwortungsethik gaat het daarentegen om het op pragmatische wijze nastreven van het haalbare, via het sluiten van compromissen met politieke tegenstanders. Manoeuvreren in de wereld zoals die werkelijk is.

‘Niet de uitroep ‘we moeten iets doen’ maar ‘wat kunnen we bereiken?’ moet maatgevend zijn’

Wie kijkt naar de discussie over mensenrechten, waarover de commissie Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer deze maandag debatteerde, ziet dat dit fundamentele verschil in benadering nog altijd zeer actueel is in de buitenlandpolitiek van Nederland. Overwegingen ten aanzien van ons buitenlands beleid worden gedomineerd door Gesinnungsethik, door maakbaarheidsdenken.

Kijk naar wat haalbaar, toetsbaar en effectief is

Daar moeten we voor waken. Niet omdat idealisme een vies woord is, maar omdat wie telkens vasthoudt aan goede bedoelingen zichzelf veel te gemakkelijk ontslaat van de verplichting om te kijken naar wat haalbaar, toetsbaar en effectief is. Niet de uitroep ‘we moeten iets doen’ maar ‘wat kunnen we bereiken?’ moet maatgevend zijn. Tegen die achtergrond schreef Halbe Zijlstra eerder dit jaar een essay over wat volgens de VVD een realistisch buitenlands beleid is.

In het essay deelt Zijlstra de wereld op in een paar categorieën: we hebben vrienden, we hebben vijanden of tegenstanders en we hebben ongemakkelijke vrienden. Met vrienden bestaan er gemeenschappelijke belangen. Met onze vijanden en tegenstanders hebben we die niet of nauwelijks. Zij zijn uit op een wereld die ten koste kan gaan van onze belangen van welvaart, vrijheid en veiligheid. Van links tot rechts zijn we het in grote lijnen met elkaar eens over hoe we onze belangrijkste vriendschappen moeten consolideren en hoe we moeten omgaan met onze belangrijkste vijanden. De verschillen ontstaan pas wanneer de discussie gaat over de relaties met de ongemakkelijke vrienden.

Een brandschoon geweten en een onbevlekte ziel

Met verschillende landen die onder deze noemer vallen hebben we veel gemeenschappelijke strategische belangen. We hebben bijvoorbeeld een stevige handelsrelatie, of werken samen in de strijd tegen internationaal terrorisme. Tegelijkertijd hebben die landen hun beleid ten aanzien van mensenrechten niet altijd op orde. Bijvoorbeeld omdat de bestrijding van armoede hoger op de agenda staat, of omdat de bevolking nog conservatiever is dan het regime zelf en dus helemaal niet zit te wachten op onze liberale kijk op bijvoorbeeld LHBT-rechten of de vrijheid van vereniging.

‘En vooral geen wapens aan de Koerden leveren, stuur maar een gender-specialist’

Het probleem met aanhangers van de Gesinnungsethik is dat ze vreselijk bang zijn om het belang van onze strategische partnerschappen met deze ongemakkelijke vrienden te benoemen. Ze pleiten bijvoorbeeld steevast tegen radar-technologie naar Egypte. Dat daar geen demonstranten op het Tahrir-plein maar wel terroristen in de Sinaï mee kunnen worden bestreden doet er blijkbaar niet toe. Ook geen tanks naar Indonesië, ook al kan dat wapentuig niet eens aan land in Nieuw-Guinea en werden tanks alsnog geleverd door onze Duitse buren. En vooral geen wapens aan de Koerden leveren, stuur maar een gender-specialist. Ze zijn doodsbang om vuile handen te maken. Ze behouden het liefst een brandschoon geweten en een onbevlekte ziel.

Stabiliteit, veiligheid, welvaart

We moeten niet bang zijn om vuile handen te maken. Niet bang om te wijzen op het belang van samenwerking in de zoektocht naar stabiliteit, ook als het land in kwestie niet dezelfde liberale meetlat hanteert als Zweden. Want soms zijn die landen wel uit op het verdedigen van geopolitieke belangen die wij met ze delen: stabiliteit, veiligheid, welvaart.

Dat neemt niet weg dat mensenrechtenbeleid wel degelijk een hoeksteen van ons buitenlandbeleid zou moeten blijven. Als liberalen staan wij voor het ideaal van een wereld waarin iedereen de fundamentele mensenrechten kan genieten en waarbij mensenrechten geen luxeartikel wordt dat alleen in onze schappen staat. Het gaat er echter niet om ergens voor te staan, maar om hoe je invulling geeft aan je principes. Wie effectief mensenrechtenbeleid wil voeren, bespreekt mensenrechten binnen de relaties met andere landen, en laat de relaties met die landen niet bepalen door de mensenrechten.

Noem het pragmatisch, noem het Verantwortungsethik. Maar mensenrechtenbeleid moet in het teken staan van de mensenrechten en niet van de getuigenis of ons eigen geweten. Dat vraagt soms om vuile handen.