En dan nu weer een tegencultuur en generatiekloof, alstublieft

23-03-2012 11:00

Ik geef les op de Hogeschool van Amsterdam. Dat alleen al is onbetwist reden voor spot en hoon omdat kritiek op het hoger onderwijs de laatste tijd nogal een trend is. Halbe Zijlstra speurt met zijn zoeklicht de laden en archiefkasten door, op zoek naar schaduwboekhoudingen en valse diploma’s, die we immers gratis meegeven aan de lotgevallen der moderne lethargie. En zie! Aan onderwijsinstellingen als de HvA studeert een nieuwe soort, interessant voor de moderne sociologie. De tomeloze optimisten (lees: late tieners en vroege twintigers). Maar niet voor lang hoor. Daar zorgt mijn generatie, met verse kindjes, wel voor.

Pieter Hilhorst omschreef het in november 2011 al: de nieuwe generatie jonge twintigers zijn blije verliezers. Waar in de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw de jeugd nog gekenmerkt werd door ‘doemdenken’ en je uitzichtloosheid als populair relikwie in de cultuur zag, is het anno nu juist het grenzeloos partynihilisme aan de ene kant (downloadcultuur, liters Red Bull, Mediamarkt, Try Before You Die), en het semikritische intellectuele netwerkje van rijkeluiskindjes aan de andere kant (met modieuze ‘startups’ en ‘online strategietjes’ en ‘een jaartje wonen in Barcelona’). Boze discussies over polarisatie en populisme in de politiek, angstretorica over de crisis? Daar richten de babyboomers zich wel op, oude ooms en tantes van deze generatie, maar niet zijzelf. Ben je gek. “Narcisme is ons met de paplepel ingegoten”, schrijft Rutger Bregman (22) in de Volkskrant.

Idealisme
Ik deed laatst met een paar studenten op diezelfde Hogeschool van Amsterdam in het kader van de persoonlijke ontwikkeling een of ander kaartspel met termen als ‘idealisme’. Enkelen wisten oprecht niet wat die term inhield. “Wat denk je dat het betekent?” Er kwam nog niets. Ik begon het voorzichtig uit te leggen. Dat je bepaalde waarden verdedigt en er zelfs voor strijdt omdat je erin gelooft, of je nu conservatief rechts of maoïstisch links bent. Grinnikend concludeerde een eerstejaarsstudent: “Wow, dan ben ik écht geen idealist”. Ze hebben namelijk nu nog alles, maar deze generatie heeft genoeg om zich wel zorgen te maken. Beperkte studiefaciliteiten. De krappe arbeidsmarkt. Woningproblematiek. De tol van de vergrijzing.

Deze late tieners en vroege twintigers zijn verkleefd met hun ouders, bij wie ze vaak nog op late leeftijd (gratis) wonen, de auto naar hartenlust kunnen lenen, kunnen praten over seks, drugs, alcohol – de ‘demokratiese’ waarde van de jaren zeventig is verworden tot een grenzeloos ‘alles mag’-credo. Niet dat ik tegen een nauwe band tussen ouder en kind ben, integendeel. Maar beste vrienden? De horror. Niets begrijpen van elkaars wereld is heel gezond. Dan is het juist als jongeling tijd om je eigen pad te bewandelen, een pad dat nog niet geplaveid is door je ouders. Hoeveel ouders ik nu wel niet mee zie gaan naar open dagen van de HvA… wat zeg ik: hele families! Niet gezond. Laat ze het lekker zélf doen. De jonge broertjes en zusjes van de babyboomers, de vijftigers van nu, willen veel te graag álles met hun kinderen delen. Laat dat. Vind ook eens iets niet gaaf. Trap ze eens onder hun door Red Bull en winegums bol geworden reet. Maar ook: wees ook eens niet zo trots. Laat argwaan toe. Accepteer ook eens dat ze géén dyslexie hebben maar gewoon ruk in schrijven en lezen zijn. Ga eens niet met ze mee naar de HMH naar een concert, begrijp de populaire cultuur gewoon niet. Neem The Voice: kandidaten van twintig zingen meuk die leeftijdgenoten van hun ouders componeerden – zelfs de muziekcultuur is een pretpark voor het hele gezin geworden.

Oh ja, joh?
In de warmbloedige cocon van bloemkoolwijken was ik als kind getuige van eerst twee, en vervolgens slechts drie Nederlandse televisienetten (de ruisende Belg en de onnavolgbare Duitse zenders niet meegerekend), basisscholen die bevolkt werden door koltruidragende meesters en juffen die we bij de voornaam noemden, eentonige maaltijden met verse worst en lettervermicelli, jojo’s, elpees en cassettebandjes en buttons met de tekst ‘wij willen inspraak’. Leuk, zo’n button, maar mijn vader zei gewoon nog wel eens, wanneer ik weeklaagde: “Oh ja joh? Rot voor je.”

En dat ging ik ook maar eens doen. Bij mijn kinderen. Gewoon lekker onredelijk paternalistisch. Niks geen schijtlollige Johan Nijenhuis-terreur waar we samen naar kijken, geen Wii waarmee we samen kunnen gamen. Ontdekken ze later een eigen tegencultuur. Word je hard van. Kun je een land mee redden.