Premier Cameron zet de Europese Unie op scherp. Hij heeft vandaag aangekondigd een referendum te willen over het EU-lidmaatschap van Groot Brittannië. Dat heeft hij overigens wel omkleed met allerlei voorwaarden. Tussentijdse verkiezingen zouden een referendum overbodig maken, stelt hij. Hoe dan ook: het is een gedurfde stap, want de uitkomst van dat referendum is allerminst zeker.
Sinds jaar en dag is de EU niet populair in Groot Brittannië, en de manier waarop zowel politiek als pers over de Europese samenwerking spreekt wakkert dat gevoel alleen maar verder aan. Als motief voor Cameron’s stap wordt wel aangedragen dat hij hiermee een knieval zou doen naar het anti-EU gevoel, een teken van zwakte.
Ik vind dat een te gemakkelijk verwijt. Het vooruitzicht van een referendum over de EU, lijkt opvallend veel op de manier waarop Cameron met de ‘kwestie Schotland’ omgaat. Zo negatief veel Britten over de samenwerking in de Europese Unie spreken, zo vergelijkbaar negatief zijn veel Schotten over hun samenwerking in het Verenigd Koninkrijk. Niets lijkt te deugen aan die samenwerking, en al lange tijd borrelt er een diep verlangen naar onafhankelijkheid. Cameron besloot daarop vorig jaar om dit debat nu eens tot een catharsis te brengen door deze kwestie nu eens expliciet voor te leggen aan de Schotten. ‘Wilt u uit het Verenigd Koninkrijk stappen, ja of nee?’
Opvallend is dat in de peilingen voorafgaand aan dit referendum veel Schotten terugschrikken van die wel heel verstrekkende keus. Zo’n stap richting volstrekte onafhankelijkheid -dus helemaal zonder de economische schouder van Londen- gaat sommige Schotten desgevraagd toch een beetje te ver. Wat ook de uitkomst van het referendum is, door de vraag van onafhankelijkheid eens heel helder op tafel te leggen, lijkt het debat over Schotland in ieder geval tot wat meer diversiteit in meningen te leiden. Niet alleen de extreme voor- en tegenstanders komen aan het woord, maar ook de gematigde krachten die vooral op hervormingen uit zijn.
Mijn inschatting is dat Cameron op het zelfde effect mikt. Door de vraag over deelname aan de EU zo expliciet voor te leggen, zou er een matigend effect kunnen optreden. De gematigde krachten, die kritisch zijn op de Europese samenwerking, maar dit wel als lid van de EU willen verbeteren zullen, zo hoopt hij, wat luider klinken.
En wat betekent dit allemaal voor Nederland? Nederland heeft het Verenigd Koninkrijk hard nodig in de Europese Unie. Het denkt ongeveer hetzelfde over begrotingsdiscipline, heeft een meer Atlantische benadering op defensie en buitenlandse zaken, en verzet zich openlijk tegen spildrift en bureaucratie die soms neerdaalt vanuit Brussel. Als de Britten zouden vertrekken uit de Europese Unie, zouden we een belangrijke soulmate missen.
Moet Nederland ook zo’n referendum uitschrijven? Je zou met enig recht kunnen zeggen dat de laatste Tweede Kamerverkiezingen al een belangrijke peiling waren voor de stemming over de Europese Unie. De partijen die kritisch maar wel gematigd waren over de EU samenwerking, de VVD en de PvdA, wonnen. Daarbij is het sentiment in Nederland over de principekwestie van ons lidmaatschap van de Europese Unie veel minder sterk dan in Groot Brittannië. Veruit de meeste Nederlanders vinden ons lidmaatschap prima, maar willen wel stevige hervormingen van de Europese Unie. Het feit dat kiezers juist die partijen hebben gestemd die redelijk gematigd zijn over de Europese Unie, is dus volstrekt geen reden om achterover te leunen.
Die boodschap is overigens ook al overgebracht in 2005. In dat jaar nam ik samen met Kamerleden van GroenLinks en de PvdA het initiatief tot het referendum over de Europese Grondwet. Dat referendum is toen zeer bekritiseerd door sommige pro-Europeanen, maar ik zie het felle debat rond het Grondwettelijk referendum nog elke dag meerwaarde hebben. Sinds de onvrede over de Europese samenwerking in Nederland de ruimte kreeg, is het debat over Europa in Nederland volwassener geworden, iets waar Cameron nu ook op hoopt.
Het is overigens nog altijd zonde dat het vervolg op dat Verdrag, dat na de referenda in Frankrijk en Nederland werd aangepast, niet ook via een referendum is voorgelegd. Het initiatiefwetsvoorstel van SP, Groenlinks, D66, PVV en de PvDD werd helaas niet gesteund door een meerderheid van de Kamer. Des te belangrijker is om de sluimerende onvrede in Nederland nu wel serieus te nemen.
Mijn analyse van het ‘Nee’ in 2005 was dat veel Nederlanders de idealen van de Europese Unie grotendeels wel delen, maar vooral teleurgesteld waren over de krakkemikkige uitvoering ervan. Het idee van de euro vinden veel Nederlanders op zich prima, maar ze accepteren niet dat de landen die deelnemen vervolgens niet strak aan hun begrotingsafspraken worden gehouden. En terecht. Het zelfde geldt voor de ooit gemaakte afspraken rond toetredingseisen (de Kopenhagencriteria) waar bij de toetreding van Bulgarije en Roemenie een oogje werd dichtgeknepen, en rond de gefaalde economische hervormingsagenda van de Europese Unie (de Lissabondoelstellingen). Waar Nederlanders 20 jaar geleden nog tot de grootste pro-europeanen behoorden is dat door het stelselmatig niet nakomen van dit soort onderlinge afspraken uitgehold. In de strijd om deze slappe bestuurscultuur te doorbreken moet Nederland blijven optrekken met verwante landen als Engeland.
De Europese samenwerking is van groot belang, zowel economisch als politiek, maar de enige weg om tot een werkbare Unie te komen, is door burgers er bij te betrekken, hun bezwaren serieus te nemen, en door stevige confrontaties over de te volgen koers niet uit de weg te gaan. Zo kan Europa volwassen en afrekenbaar worden. Weekhartigheid en blinde eurofilie brengt ons juist verder weg.
Boris van der Ham is voormalig D66-Kamerlid en was mede-indiener van het wetsvoorstel voor het EU-referendum in 2005. In 2007 schreef hij het boek ‘Voortrekkers en Baanbrekers’ over de rol van Nederland na het referendum van 2005. Dat boek kunt u hier lezen (PDF).