“Het principe van de politieke partij past niet meer bij de hybride opvattingen van de moderne mens”, aldus Maurice de Hond laatst in het Algemeen Dagblad naar aanleiding van het tot stand komen van Rutte III. Als je de keuze aan politieke partijen afzet tegen het indrukwekkende assortiment chips of borrelnootjes in de gemiddelde supermarkt dan komen we er inderdaad bekaaid af.
Ooit waren we tevreden met de keuze zout, paprika of wokkels, nu staat een eenvoudig aardappelproduct voor zóveel meer, dat het zelfs positief kan bijdragen aan je identiteit. Een fraaie erfenis van Freuds neef, Edward Bernays, die het Amerikaanse bedrijfsleven begin vorige eeuw al leerde hoe je mensen kon laten verlangen naar producten die ze niet nodig hadden door hun onderbewuste te manipuleren. Met als bekend en desastreus voorbeeld het verbinden van een sigarettenmerk met het imago van vrijheid.
Politieke partijen doen tegenwoordig ook hun best om zich als ‘merk’ te profileren. Legio hippe reclamebureaus en spindocters hebben tijdens de laatste verkiezingsperiode afwisselend uren voor een whiteboard gezeten en getafeltennist om creatief te brainstormen over ‘de uitstraling’ en ‘de juiste feel’ van de partij. Zeker partijen zoals GroenLinks of D66 spelen sterk in op de behoefte om een bepaald imago te creëren. Als bewuste Millennial met utopische fantasieën en een moeilijke allergie kan je niet anders dan voor GroenLinks kiezen. De hoog opgeleide wereldburger die zich boven het plebs verheven voelt herkent zichzelf in D66, waar voorman Alexander Pechtold zonder gêne het denigrerende elitaire voorbeeld geeft.
Sinds het wegvallen van de ideologie als ruggengraat van de politieke partij lijkt er sowieso sprake van een toenemend corporate karakter in Den Haag. Het kan geen toeval zijn dat inhoudelijke standpunten bij veel partijen vaag omschreven worden of in nietszeggende hoera-termen, waardoor de meeste burgers het principiële spoor bijster zijn. Dat maakt inwisselen en onderhandelen van standpunten een stuk eenvoudiger, zoals tijdens de laatste formatieperiode weer pijnlijk duidelijk werd. Principiële kwesties zoals opvang van vluchtelingen, het belastingtarief voor de hoogste inkomens, orgaandonatie, subsidie voor windenergie en versoepeling van het ontslagrecht bleken gewoon onderhandelbaar te zijn of werden geparkeerd onder het laffe motto ‘tempo maken’. Uiteindelijk toch weer de bekende Nederlandse koopmansgeest zoals we die al eeuwen kennen: alles is onderhandelbaar daar waar het gaat om geld, macht en invloed.
Volgens de Hond is het electoraat versnipperd en volgen de kiezers niet meer slaafs één partij. ‘Je kan gelovig zijn, maar wel vóór abortus zijn’ merkte opiniemaker Annabel Nanninga laatst op bij het programma WNL Opiniemakers. En zo zijn er talloze dwarsstraten te bedenken.
De politieke partij als vermolmd karkas waar de ideologie uit verdampt is en waar de persoonlijke belangen steeds meer vrij spel krijgen. Gebrek aan principiële kaders bij politieke partijen biedt ruimte aan professionele belangenbehartigers.
Hierdoor krijgen bedrijfstakken, multinationals of NGO’s steeds meer invloed op politieke besluitvorming. Daarnaast is het niet vergezocht dat politici het ideologisch vacuüm benutten om een persoonlijk netwerk voor de toekomst op te bouwen door commerciële partijen te bevoordelen.
Elsevier-columnist Syp Wynia beargumenteert dan ook terecht dat Nederland inmiddels meer weg heeft van een lobbycratie dan van een democratie.
Politiek als zoutloos product, waarbij uitsluitend de beste marketingstrategie nog het verschil bepaalt.