Religie is tot nu toe het allersterkste merk dat we kennen op aarde. We willen allemaal verbinding voelen met de ander en religie regelt dat voor ons. Niet alleen in het hier en nu, maar ook in het verleden. Het delen van dezelfde helden en verhalen smeedt een onlosmakelijke band. We doolden allemaal een beetje door de woestijn, aten een sprinkhaan en waren blij toen Mozes het na 40 jaar zwerven wel welletjes vond. Ook stonden we treurig rond het kruis toen Jezus zei ‘vader vergeef ze, want ze weten niet wat ze doen’. Onze toekomst is eveneens gedekt door religie: als je braaf ‘de richtlijnen’ volgt, kom je elkaar weer tegen in een schimmig hiernamaals, met of zonder maagden, Jezus of gewoon heel veel bier. De kracht van ‘het merk’ zit ‘m ook in het feit dat je verbonden bent met al je geloofsgenoten die nú op aarde leven. ‘Kinderen van één vader’ zijn of op dezelfde manier je voeten wassen, dat doet iets met een mens.
Toen ik jong was en diep religieus, werd ik geconfronteerd met de relativering van mijn religie. Life of Brian (1979), maar ook satirici van eigen bodem, zoals Paul Haenen en Freek de Jonge, ridiculiseerden meedogenloos de menselijke gedragingen, gevoelens en gedachten die we geloof noemen. Of neem de doldwaze film Rabbi Jacob (1973) waarin Louis de Funès de draak steekt met het orthodoxe Jodendom. Mijn ouders stelden mij altijd gerust als ik me druk maakte over deze blasfemie ‘onze God staat hier boven’.
We hebben inmiddels een relatief nieuwe religie binnen onze samenleving: de Islam. Het Nederlandse recht op vrijheid van godsdienst in combinatie met het recht op vrijheid van meningsuiting, zouden moeten leiden tot een gezonde relativering van ook dit geloof. Toch is dat niet zo. De enige komiek die tegenwoordig het lef heeft om de Islam écht op de korrel te nemen is Hans Teeuwen. In zijn nieuwe programma ‘Echte rancune’ grapt hij dat homo’s zo graag naar Mekka emigreren ‘omdat ze daar tenminste zichzelf kunnen zijn’. Cynisch roemt hij de bijdrage van de Islam aan de entertainmentindustrie ‘al die fantastische Islamitische musicals!’ Ik betrapte mijzelf erop dat ik moest lachen. Direct daarna ervoer ik angst-, schaamte- en schuldgevoelens. Het relativeren van het Islamitisch geloof is blijkbaar een taboe. De sketch op social media delen durfde ik niet: mijn eventuele Moslim-patiënten zouden zich weleens onveilig kunnen voelen en het is mijn verantwoordelijkheid om dat te voorkomen.
Waarom is het wél mogelijk om zonder consequenties grappen te maken over het Christendom en het Jodendom, maar niet over de Islam? Gaat het eigenlijk wel over een zuivere religie? Veel moslims winden er geen doekjes om: Mohammed was een profeet én een generaal. ‘De islam is een alternatieve ideologie voor de liberaal-democratie’, stelt Okay Pala, de voorman van de Nederlandse afdeling van Hizb ut-Tahrir, een radicaal-islamitische organisatie al in 2010. De Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), een club van 57 min of meer islamitische landen heeft een permanente vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties en eist bijvoorbeeld dat belediging van de profeet Mohammed strafbaar wordt gesteld in het handvest van de Verenigde Naties.
Het fundamentele verschil tussen Joden, Christenen en Moslims wordt scherp door VU-hoogleraar Reitsma geschetst: Joden en Christenen hebben de heilstaat pas in het hiernamaals georganiseerd en Moslims willen hem juist op deze aarde realiseren.
Dat wezenlijke verschil in perspectief wordt letterlijk door Jezus benadrukt in het Nieuwe Testament: ‘mijn Koninkrijk is niet van deze wereld’.
Als de heilstaat toch pas in het hiernamaals gerealiseerd wordt, dan kan je blijkbaar nú risicoloos grappen maken. De soldaten van een utopische heilstaat staan niet voor je deur om je te bedreigen of te arresteren, ze hebben immers geen mandaat. Toch wil ik niet bang hoeven zijn in Nederland, heilstaat of niet.