Onder het wakend oog van grauwe systeemplafonds zwoegen de systeemslaven in het zweet huns aanschijns op tabellen, grafieken en rapporten. Ontelbare uren van talloze mensenlevens die worden opgeofferd om systemen te controleren, data te analyseren of marketing- en communicatiestrategieën te optimaliseren. Beroepen of bezigheden waar geen zevenjarige aan denkt als je vraagt wat hij later wil worden.
Als treinreiziger valt het me wel eens op dat gebrek aan inhoud omgekeerd evenredig lijkt met het stemvolume waarmee collega’s elkaar bijpraten over de laatste vergadering. ‘We moeten zelf kansen creëren en iedereen meenemen in het proces’, aldus de grauwe forens met bebrilde blik, starend naar een toekomst die net zo leeg lijkt als een pas geopende Excel sheet.
Als de dagen korten, wordt mijn kijk op de wereld nog melancholieker dan anders.
Ik moet denken aan de talloze uitvaartdiensten die ik heb bijgewoond. Rouwende nabestaanden bewierookten de overledene vanwege zijn gevoel voor humor, creativiteit en niet aflatende zorgzaamheid voor de kinderen. ‘Papa, je was er voor me en ik wist dat ik altijd bij je terecht kon’. Dat zijn zaken die er blijkbaar toe doen tijdens het leven. Je wist de jaarcijfers altijd zo helder te brengen of de klantbeleving goed te verwoorden, zijn zaken die er toch minder toe doen als de balans definitief wordt opgemaakt.
Maar is het terecht om hardwerkende burgers als systeemslaven te beschrijven?
In het Bijbelboek Romeinen komt Paulus tot het besef dat hij slaaf is geworden van de zonde omdat hij dingen doet die hij zelf niet wil doen. Hij zegt: ‘wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat’.
Slavernij wordt gedefinieerd als een toestand waarin de mens eigendom is van een ander of als zodanig wordt behandeld. Er zijn uiteraard meerdere definities, gradaties en verschijningsvormen, maar mentale slavernij is misschien wel de meest gevaarlijke vorm, omdat het ons bewustzijn meestal sluipenderwijs infiltreert en ons berooft van authenticiteit.
‘Tom Poes en de dropslaven’ is wat mij betreft één van de meest intrigerende verhalen die Marten Toonder ooit heeft geschreven. Magister Hocus Pas drogeert de inwoners van Rommeldam door ze afhankelijk te maken van dubbeldrop, waardoor ze hun sterkste persoonlijke eigenschap kwijtraken. Joost, de bediende van Heer Bommel, verliest levensernst en eerbied voor zijn meerdere. Maar ook professor Prlwytzkofski die de werking van de gevaarlijke dropsoort notabene moet onderzoeken, is verslaafd geraakt en neemt het sindsdien niet meer zo nauw met zijn wetenschappelijke principes.
In hoeverre laten wij ons drogeren door ‘het systeem’ met haar dwingende karakter? Ik heb soms het gevoel dat we onze beste eigenschappen ondergeschikt maken aan de eisen van het systeem terwijl we er steeds minder achterstaan. ‘We weten allemaal dat die cursus niks bijdraagt, maar ja, we moeten nou eenmaal voldoen aan de kwaliteitseisen om onze registratie te behouden’. Parallelle werkelijkheden die steeds meer uit elkaar gaan lopen. In Japan bestaan hier zelfs speciale termen voor: Honne beschrijft iemands oprechte gevoelens en Tatemae gaat over de façade naar buiten toe, zoals de maatschappij dat van je verlangt.
Met z’n allen terug naar dat knusse Anton Pieck-dorp met 150 inwoners is voor sommigen misschien een aantrekkelijke gedachte, maar bepaald onrealistisch. Het roer omgooien door een B&B in Calabrië te openen lijkt misschien een oplossing om te ontsnappen, maar doet vaak denken aan een wanhopige vluchtpoging.
We leven nou eenmaal in een technocratische maatschappij, met organisatievormen die zich gedragen als uiterst complexe systemen waar we ons toe moeten verhouden.
Het kan wél nuttig zijn om jezelf af en toe vragen te stellen. Bijvoorbeeld of je voldoende gebruik maakt van je sterke eigenschappen of dat je eigenlijk al jaren meedeint in de verwachtingspatronen van het systeem omdat het zo comfortabel is.
Of om met de woorden van de apostel Paulus te spreken: doe ik wat ik doorzie en wat ik wil doen of haat ik het eigenlijk?