Gisteren deed ik mee aan een debat over de voors en tegens van de Europese Unie. Eén van de stellingen die aan de orde kwam ging over de toekenning van de Nobelprijs van de Vrede aan de EU in 2012. En of dat, anderhalf jaar na dato, nou goed of slecht was geweest. Met het oog op de naderende Europese verkiezingen is het wellicht interessant om daar nog even op terug te komen. Je kan lang en breed twisten over of de verdiensten van de EU anno 2012 zo groot waren dat ze een Nobelprijs rechtvaardigden, en kun je zelfs als je vind dat de verdiensten van de EU aanzienlijk zijn geweest, vinden dat het moment – midden in de eurocrisis – nogal ongelukkig was, of dat anderen de prijs meer verdienden. Of dat de Nobelprijs van de Vrede sowieso dermate gepolitiseerd is geraakt dat ze aan autoriteit heeft ingeboet. Maar eigenlijk is die prijs natuurlijk zo interessant niet: waar het om gaat is de staat van dienst van de unie als het gaat om vrede, mensenrechten en democratie. En wat is dan de balans, eigenlijk? Is Europa een ‘force for the good’?
Het is ontegenzeggelijk waar dat Europa anno 2014 dermate verregaand is geïntegreerd dat een internationaal gewapend conflict binnen Europa momenteel verder weg lijkt dan ooit. Dat komt niet alleen door de EU, maar het is onzinnig te ontkennen dat de EU en haar voorlopers géén rol hebben gespeeld – de talloze wetten en regels die het voor burgers mogelijk maakten om vrijelijk te handelen en om zich vrijelijk te bewegen staan aan de basis van een steeds dichter wordend, pan-europees netwerk van formele en informele contacten tussen bedrijven, burgers en instituties. Natuurlijk was militaire stabiliteit – lange tijd (mede) gegarandeerd door de NAVO – een essentiële voorwaarde, maar dat alleen was niet genoeg: het is duurzame integratie die de vrede onomkeerbaar kan maken – en de EU legde voor die integratie de praktische basis.
Nationale identiteiten hebben ook een andere plaats gekregen: de culturele en sociale afstand tussen Europeanen is kleiner dan hij ooit tevoren was. Langzaam vormen zich zelfs soort van supranationale identiteiten – naast, niet in de plaats van, de nationale. De eurocrisis bracht dan wel een retorisch-populistische terugkeer naar het nationale niveau, maar legde tegelijk bloot hoe Europees iedereen eigenlijk georiënteerd was. De held van de Nederlandse Eurosceptici was niet zozeer Geert Wilders als wel Nigel Farage – de EU integreert zelfs haar criticasters.
In het debat zetten de meeste Nederlandse critici zich bovendien niet af tegen Belgen, Duitsers of Fransen, maar primair tegen de Mediterranen uit Zuid Europa. Nee, dat is nog lang geen pan-europese identiteit, maar het is iets heel anders dan plat nationalisme. Je zou misschien zelfs kunnen zeggen: stilzwijgend is er een vrij breed gedragen norm over wat in openbaar bestuur ‘Europees’ is of zou moeten zijn, en wordt een deel van het continent verweten daar momenteel niet aan te voldoen. Gezien het feit dat vele jonge Portugezen, Spanjaarden, Italianen en Grieken momenteel in Noordwest Europa studeren en werken, zouden culturele verschillen in de toekomst best eens in rap tempo kleiner kunnen worden.
Maar eigenlijk is die intra-europese integratie maar één zijde van de medaille. Een écht goed functionerende Europese Unie heeft ook een positieve invloed op eerlijke handel, democratie en mensenrechten in aangrenzende regios, en in de wereld als zodanig. Op dit terrein is het beeld natuurlijk wat gemengder. De EU is er nog niet in geslaagd om de haast spreekwoordelijke logheid van internationale Europese samenwerking in crisissituaties echt te doorbreken. Wel heeft de EU een aantoonbaar positief effect op democratie en mensenrechten in landen waarmee een associatieverdrag is getekend, en in kandidaat-lidstaten – zeker op de Balkan. Hollandse sceptici winden momenteel hogelijk zich op over het optreden van Verhofstadt en Van Baalen op Euromaidan – alsof Verhofstadt eigenhandig het startschot gaf voor de Oekraïense burgeroorlog. Het is flagrante onzin: het was Janoekovytsj zelf die, om geld verlegen, bij de EU aanklopte en toen zijn volk democratische hervormingen moest beloven. Het was Poetin die vervolgens de geopolitieke duimschroeven aandraaide, waarna Janoekovytsj vergeefs probeerde de democratiseringsgeest die hij zelf uit de fles had gelokt er weer terug in te stoppen. De EU de schuld geven van wat nu in Oekraïne gebeurt is tendentieuze, ongeïnformeerde lariekoek.
Uiteraard, veel kan nog beter. De EU kan nog een veel positievere rol spelen in een ook voor arme landen eerlijke wereldhandel, en in vrede en mensenrechten elders in de wereld. De EU zou meer kunnen doen tegen – ik noem maar wat – de flagrante schendingen van het internationaal recht door een land als Israël. Maar wie gelooft dat de EU überhaupt niets vermag, op het wereldtoneel, moet eens kijken naar wat er in Amerika gaat gebeuren met de doodstraf, nu de effecten van het besluit van de Europese Commissie om de export van executiemedicatie te verbieden, voelbaar worden. Niet alles wat ‘Brussel’ aanraakt verandert meteen in goud. Internationale politiek is stroperig, complex en een kwestie van geven en nemen. Maar er kan geen twijfel zijn dat de EU een structurele en positieve bijdrage levert aan vrede, democratie en mensenrechten op het Europese continent en zelfs, deels, daarbuiten. Nu de andere wereldmachten nog.