In de serie ’stigmatisering van mensen met psychische aandoeningen door de media’ was er deze week een nieuw dieptepunt: de stuitende manier waarop Eva Jinek reageerde op het verwarde buurvrouwverhaal van cabaretier Johan Goossens.
Op de site van Jineks programma waren we alvast warm gemaakt voor wat ging komen, onder de titel ‘Verwarde en agressieve buurvrouw maakte zijn leven tot een hel’. Een hel die de cabaretier inmiddels te gelde heeft gemaakt in de vorm van columns, een onderdeel van zijn cabaretvoorstelling en mogelijk zelfs een boek, dus alles bij elkaar was (is) de verwarde buurvrouw ook een fijne bron van inkomsten. Maar dit terzijde.
Goossens kreeg ruim twintig minuten om in geuren en kleuren zijn verhaal te doen, onder aanmoedigend glimlachen van alle aanwezige tafelgasten, inclusief een zekere Gijs met dikke armbanden om die een Action-koopverslaafde met een vertroebelde blik op de medemens bleek te zijn – ‘Ik denk dat iedereen in de Action komt’.
Gijs is dus normaal, dat we het weten. De verwarde buurvrouw die de wereld buiten haar voordeur diep wantrouwde was dat niet, dat werd ook duidelijk. Eigenlijk was de moraal van Goossens verhaal dat de woningbouwvereniging ten onrechte helemaal niet thuis gaf. Geen hulp aangeboden of ingeroepen, niet geanticipeerd op wat zou komen, kortom: op geen enkele manier nagedacht en gehandeld. En kennelijk was er ook geen wijkagent, buurtteam of bemoeizorg om een helpende hand uit te steken. Want dat is wat verwarde mensen nodig hebben: hulp.
Jinek had er geen behoefte aan om zulke vragen te stellen. Integendeel. Of ze het nou expres deed of niet, feit is dat ze in deze twintig minuten verwardheid voortdurend in verband bracht met agressiviteit: verwarde mensen zijn eng en gevaarlijk.
Verwardheid diende bovendien als een vorm van vermaak die de tafelgasten verbond in gezamenlijk afgrijzen. Als iets om van te griezelen, maar ook iets om met rode koontjes van te genieten – ‘Echt, was het zóóó erg?’
Ja – jij en je tafelgasten die erin zwelgden. Jullie waren zóóó erg.