Column

Fatsoenlijk klimaatbeleid is een morele plicht

16-04-2014 14:09

Sinds een dik jaar ben ik vader. Het vaderschap is iets fantastisch – het kost wat gebroken nachten, maar wat je terugkrijgt is onvoorstelbaar. Eén van de meest fascinerende zaken is hoe het je kijk op de buitenwereld verandert. De toekomst is niet langer iets abstracts en vrijblijvends, maar kruipt en loopt door de woonkamer – kraaiend onderweg naar weer een plek die nog niet babyproof genoeg bleek, sabbelend op een stoelpoot, knagend aan een rondslingerend studieboek.

Klimaatrapport en de toekomst

IJs en weder dienende zal mijn zoontje van dertien maanden stemrecht krijgen in 2031, een midlife crisis beleven rond 2053, en met pensioen gaan tussen 2080 en 2083. Als pensioenen dan überhaupt nog bestaan. Ik moest eraan denken toen ik las over het onlangs verschenen klimaatrapport, waarin men in niet mis te verstane bewoordingen schrijft wat gedaan moet worden om te voorkomen dat het de tweede helft van deze eeuw gierend uit de klauwen loopt: mijn nu onverstaanbaar brabbelende zoon zal als volwassene, als we niets doen, geconfronteerd worden met alle gevolgen van dien.

Een keiharde morele plicht

De generatie van mijn zoon is de generatie die zal moeten puinruimen, als het misgaat, maar die te jong is om het te voorkomen: in 2031 is de prijs om de opwarming te stoppen zo hoog geworden dat niemand hem nog zal willen betalen. Ik wist het natuurlijk altijd al wel, dat we gehouden zijn ervoor te zorgen dat zij die na ons komen een leefbare wereld erven, maar sinds een van hen mij dagelijks aankijkt, is het nog net wat tastbaarder: fatsoenlijk klimaatbeleid is geen politieke keuze, maar een keiharde morele plicht.

Een stuk van de fossiele taart

Fatsoenlijk klimaatbeleid is: wereldwijd, en zonder scrupules of mitsen en maren zo snel mogelijk overstappen van fossiele op hernieuwbare energie. Wat onder nog de grond zit, moet daar zoveel mogelijk blijven: fossiele brandstof was, de afgelopen eeuwen, onmisbaar om van de pre-industriële wereld naar de eenentwintigste eeuw te komen, maar gaandeweg zijn veel meer grondstoffen opgebruikt dan ethisch verantwoord is: óók latere generaties hebben recht op een stuk van de fossiele taart – wellicht komen ze ooit in een technologische transitie waarin ze dat nodig hebben. Wie zijn wij om hen dat bij voorbaat te ontzeggen?

Niets doen is geen optie

Belangrijker: wie zijn wij om onze kinderen en kleinkinderen een gezond klimaat te ontzeggen? Wie zijn wij om besluiteloos te talmen en te dralen, terwijl de oplossing technologisch mogelijk is en ook nog betaalbaar? Nee, niets doen zal niet per direct leiden tot het einde van de menselijke beschaving, en in Europa en Nederland zal ook best wat welvaart overeind blijven. Misschien zullen de directe dagelijkse effecten hier beperkt zijn, afgezien van wat prijsstijgingen. Maar de wereld zal diepgaand veranderen, als we niets doen. Het zal (nog) onveiliger worden, en de druk op de buitengrenzen van de westerse welvaartsenclaves zal alleen maar toenemen. Geopolitiek-technisch is het dan ook misschien wel helemaal geen gek plan om de hoeveelheid koolstof in de lucht een beetje binnen de perken te houden – nog even los van Vladimir Poetin.

Een moreel dilemma

Maar bovenal is het belangrijk om het klimaatprobleem te zien voor wat het is: een moreel dilemma. Los van alle berekeningen, metingen, en modellen is de vraag hoe groot de hypotheek is die je als mensheid mag nemen op de toekomst – uiteindelijk zal iemand de rekening moeten betalen, en de vraag is wie. Mijn antwoord op die vraag zou zijn: laten wij die rekening betalen, want we hebben er – als we het IPCC mogen geloven – in ieder geval het geld voor. Nu de wil nog.