In een vloek en een zucht is het kabinet het eens geworden over de nieuwe Miljoenennota. Officieel moeten we nog tot Prinsjesdag wachten voor we mogen weten wat erin staat, maar traditiegetrouw zijn de hoofdlijnen alweer uitgelekt. Er is, zo melden anonieme doch doorgaans betrouwbare bronnen, sprake van een ware feestbegroting, want iedereen gaat er volgend jaar op vooruit. Ja, ook de ouderen, die volgens eerdere cijfers nog 1,3 procent aan koopkracht zouden kwijtraken, mogen zich op een klein plusje verheugen in 2016. Een luid ‘hoera’ schalt dan ook door de bejaardenhuizen.
Helaas, niet alle nieuws is positief. Want het kabinet gaat spaartegoeden anders belasten. En ‘anders’ betekent, zoals wel vaker in de politiek, niet per definitie dat het beter wordt.
Op dit moment gaat de fiscus ervan uit dat vermogen een rendement van 4 procent oplevert. Over dat ‘fictieve’ rendement betaal je 30 procent belasting. Dit systeem wordt alom als onrechtvaardig gevoeld, want waar haal je vandaag de dag een rendement van 4 procent op je spaargeld?
Het kabinet heeft daarom het volgende bedacht. De Belastingdienst neemt vanaf 2017 aan dat een vermogen tot 125.000 euro maar een rendement van 2,9 procent oplevert. Dat betekent dat kleine spaarders (dat ben je blijkbaar als je maximaal 125.000 euro in een oude sok hebt zitten) voortaan minder belasting hoeven te betalen dan nu.
Of hiermee het onrechtvaardigheidsgevoel helemaal wordt weggenomen is nog even de vraag, want hoe kom je aan een rendement van 2,8 procent op je spaarcentjes? Bij de meeste banken mag je al blij zijn met een rente van 1 procent en de (altijd riskante) aandelenbeurzen bewegen zich de laatste tijd vooral in neerwaartse richting. Maar ongetwijfeld zal het kabinet in de miljoenennota haarfijn uitleggen waar al die kleine spaarders terecht kunnen om hun kapitaaltje beter te laten renderen.
Voor de iets grotere spaarders – van 125.000 tot 1 miljoen euro – wordt de toekomst minder plezierig. Zij gaan niet minder, maar juist meer belasting betalen. Voor deze groep gaat de fiscus straks uit van een rendement van 4,8 procent. Voor de echte rijken – toegegeven: niet een categorie om direct medelijden mee te krijgen – is er nog meer reden tot somberheid. Voor vermogens boven het miljoen stijgt het fictief rendement naar 5,5 procent. Misschien dat in een voetnoot in de miljoenennota uit de doeken gedaan kan worden op welke manier je een dergelijke winst op je kapitaal bij elkaar kunt sprokkelen zonder in onverantwoord gokgedrag te vervallen, want aan deze informatie bestaat ongetwijfeld grote behoefte.
Hoe het kabinet het zo snel eens is kunnen worden over deze belastingplannen is een beetje raadselachtig. Vorig jaar zei fractieleider Halbe Zijlstra van de VVD nog tijdens een partijcongres in Hilversum dat het verhogen van de vermogenstaks, zoals coalitiepartner PvdA bepleitte, voor hem onbespreekbaar was. “Dat gaan we dus niet doen.” Wel dus, moeten we constateren.
En dan nog een interessante vraag. Wie ondervindt de meeste last van de nieuwe vermogensheffing? Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn dat de 65-plussers. Zij beschikken gemiddeld over de hoogste vermogens. Gepensioneerden hebben hun hele leven geld opzij gelegd voor een onbezorgde oude dag en er moeten heel wat ouderen zijn met een spaartegoed van meer dan 125.000 euro. Waarvan ze na volgend jaar dus een groter deel naar de fiscus mogen brengen, zodat de oude dag helaas wat minder onbezorgd wordt dan gehoopt.
Klinkt daar niet toch enig boegeroep in de bejaardenhuizen?