Gisteren was ik bij de tandarts. Een klein, muizig meisje hielp me. Vers van de tandartsenschool, een jaar of vierentwintig. Er moest een röntgenfoto gemaakt worden. Ze prutste voorzichtig met het contrastplaatje in mijn mond, het duurde even voor het goed zat. Ik vond dat wel prettig. Haar collega, een struise blondine die vrolijk tegen haar assistente aankwaakt tijdens het werken, raust dat ding altijd zo hard in mijn mond dat het gaat bloeden. Als zij tandsteen gekrabd heeft, is mijn mond een slagveld.
Gaaf
Ik had gelukkig niks, dit keer. Het muisje verwijderde zachtaardig mijn tandsteen en ik mocht spoelen. Ik was zo blij met mijn tong langs mijn gave, tandsteenloze tanden aan het voelen, dat ik bijna iemand aanreed op de terugweg. En even later in de supermarkt vergat ik mijn pinpas. De caissière riep me met een meewarig glimlachje terug. Een handige studente was het. Ze had overzicht, ze was aan het werk. En ineens zag ik die arme studentes in die open dubbeldekkerbus voor me: vlak voor het ongeluk. Zo blij met elkaar, zo hard gillend met grote monden vol gave, tandsteenloze tanden, dat ze niet hoorden dat ze moesten bukken.
Ik bedacht dat dit soort ongelukken drie belangrijke kenmerken heeft: 1. Mooi weer. Het bierfietsongeluk, voetbalsupporters met hun kop uit een treinraampje onthoofd door een seinpaal, kuddes dansers platgedrukt in een tunnel. Noem maar op… 2. Best dom. Als je erover leest denk je altijd: dat zou mij nooit gebeuren. Ze snappen zelf toch ook wel dat wat ze doen nooit goed af kan lopen? Maar nee hoor. Het zijn net blije kinderen die de staat oprennen, achter een bal aan. Een auto is toch best groot, zou je denken…
Maar het kan ons allemaal gebeuren. Want dit soort ongelukken heeft nog een derde overeenkomst: 3. Met zijn allen. Mensen alleen gebeurt het nooit. Je hebt altijd minstens één ander nodig om in de juiste stemming te komen. Om tóch over dat watervalletje heen te varen, van die spoorbrug te springen, dat bushokje te slopen of als een kudde gnoes van een schreeuwende zwerver weg te galopperen .
Slecht idee
De avond voor het ongeluk met de Challenger zat een ingenieur huilend aan de keukentafel. Hij had de o-ringen ontworpen. Hij wist dat het fout zou gaan en had aan de bel getrokken. Maar zijn superieuren hadden, onder druk van de andere betrokken partijen, besloten zijn waarschuwing te negeren. NASA vroeg nog plenair aan alle bouwers of of het wel goed voelde. Nou, het voelde goed hoor. Ze gingen ervoor, met zijn allen. Ze hadden er zin in. Feestje!
En dat is precies het probleem: hoe beter jij je voelt over jezelf, hoe minder je ziet. Daarom is feestjes met werk verwarren altijd een slecht idee. Daarom is het goed om juist als je samen ergens lekker mee bezig bent, even te stoppen en je af te vragen wáár je nou eigenlijk mee bezig bent. Ik ben niet tegen gezelligheid hoor. Ik vind struise blondines die gezellig kunnen kwaken hartstikke leuk. Maar als het om mijn tanden gaat, doe mij dan maar een verlegen, muizig meisje.