Column

Feuilleton: The Ana-Files (16)

23-02-2010 14:00

‘Wil je eigenlijk wel beter worden?’ vraagt de psycholoog in sessie nummer drie aan één van mijn groepsgenoten. ‘Je hoeft hier niet te zijn, noch kan iemand je dwingen afstand te doen van je eetstoornis. Misschien wegen de voordelen voor jou op tegen de nadelen. Misschien ben je er gewoon nog niet aan toe om afstand te nemen van de anorexia. Misschien ben je zo wel gelukkiger dan met een gezond eetpatroon en dito lichaam. Dat mag. Het is jouw lijf, jouw leven, jouw keuze.’

Terwijl anorect A. heftig ontkent – ‘natuurlijk wil ik hier zijn, vanzelfsprekend wil ik beter worden, absoluut wil ik van mijn eetstoornis af’ – overdenk ik in stilte de vraag. Want wat wil ík eigenlijk? Hoewel ik me inmiddels een half jaar geleden zelf heb aangemeld, voelen de wekelijkse bezoekjes aan de kliniek doorgaans meer als door iemand anders opgelegde straf dan als een cadeautje.

Ik ben leuk
Toch ga ik. Ik kan er namelijk totaal niet tegen als mensen kwaad op me zijn. Of, nog erger, me niet leuk vinden. Dus wring ik me in alle mogelijke bochten om mensen niet tegen me in het harnas te jagen. Of te beledigen. Of op het idee te brengen dat ik wellicht helemaal niet zo lief, grappig en aimabel ben als ik graag doe voorkomen. Dat geldt zelfs voor mensen die ik zelf niet kan uitstaan. Mijn mening over hen doet verder niet ter zake: ook van degenen die ik veracht behoren mij op hun beurt leuk te vinden. Juist degenen die ik veracht behoren mij op hun beurt leuk te vinden.

De wereld moet mij bovendien niet alleen aardig vinden, ze dienen dat ook continu te herhalen. Zodat ik zeker weet dat ze zich niet ondertussen hebben bedacht. En op het punt staan me als gevolg van die ontdekking in de steek te laten. Want eigenlijk voel ik me natuurlijk een totale bedrieger. Ik ben namelijk helemaal niet leuk, lief, sprankelend of interessant. Ik ben vervelend, stom, raar, lelijk en achterlijk. Het kan alleen maar een kwestie van tijd zijn voordat mijn vrienden daar ook achter komen en weggaan. En dan ben ik weer alleen. Alleen, alleen, alleen.

Bevestig mij
In een dappere poging mijn angsten te bezweren, bedel ik als een klein kind om aandacht. Op mijn werk. In het café. Op een feestje. Bij vrienden op de bank. Op het internet. Alles is een wedstrijd, elk gesprek een competitie. Zie me, waardeer me, beloon me, houd van me, bevestig mijn bestaan. Gebeurt dat niet, dan leidt dat steevast tot blinde paniek. Wat weer leidt tot straf. Wanneer mensen me niet leuk genoeg vinden, dan is dat immers mijn schuld. Had ik maar beter mijn best moeten doen. Leuker, liever, slimmer, grappiger, meegaander en – vooral – dunner moeten zijn.

Dus viel ik in de nasleep van mijn relatie 10 kilo af in een dappere poging mijn ex-lief ervan te overtuigen dat ik het waard was om mee samen te wonen. Hongerde ik mezelf uit toen hij me vervolgens toch in de steek liet. En stopte ik met eten op het moment waarop iemand aan wie ik inmiddels nogal was gehecht mij zonder enige moeite besloot weg te doen. Wat ik zelf denk, wil en voel; daar denk ik bovendien zelden over na. Te druk het anderen naar de zin te maken. Te bang voor wat de wereld wel niet van me zal denken als ik mijn eigen keuzes maak. En dat kan zo niet langer. Want het is onmogelijk om beter te worden voor iemand anders. Ik moet beter willen worden voor mezelf.

Kijk hier voor een overzicht van de eerdere Ana-files.