Ik heb twee zusjes en tot niet zo heel erg lang geleden betekende dat niet zoveel. Ze waren er gewoon, ik zag ze op verjaardagen en andere verplichte feestmomenten en de rest van die tijd leefden we onze eigen levens. Eerder oppervlakkige kennissen dan zielsverwanten. Meer tot elkaar veroordeeld dan door een bloedband op diep niveau met elkaar verbonden. Gesprekken bleven doorgaans beperkt tot het uitwisselen van beleefdheden en platitudes. En eigenlijk vond ik dat wel prima.
Grote zus en kleine zus
Mijn ene zusje is drie jaar jonger, met de ander scheel ik bijna negen jaar. Toen ik op mijn zeventiende het ouderlijk huis verliet, was zij acht. Aanvankelijk bleef ik nog regelmatig slapen, maar dat werd al snel minder. Daarna bleven de ontmoetingen beperkt tot een paar keer per jaar. Heel veel herinneringen aan mij heeft ze dus niet. Ik was de zus in de grote stad. De zus die al studeerde. De zus met de grote vriendenkring en het drukke sociale leven. De zus met de eetstoornis.
Twee jaar geleden vertrok de jongste zus na haar eindexamen voor negen maanden naar Australië. Toen ze terugkwam, stond zelfs ik op Schiphol om haar te verwelkomen. En schrok me helemaal dood. Verdwenen was de stralende Benjamin van de familie. Het zorgeloze, blonde meisje met appelwangen en lachende bruine ogen. In plaats daarvan keek ik naar heel iemand anders. In plaats daarvan keek ik naar mezelf. Van alle voorbeelden die ik mijn zusje had kunnen geven, had ze net die ene uitgekozen die ik haar had willen besparen. Ik heb anorexia. En nu had mijn kleine zusje het ook.
Nieuwe band
Waar mijn ouders jaren eerder geen flauw idee hadden gehad hoe te handelen, kwamen ze deze keer verrassend snel in actie. Binnen een week na terugkomst zat mijn zusje bij de huisarts, daarna volgden sessies bij een psycholoog en diëtist. Langzaam veranderde ze terug in het meisje dat ik kende. Dat wil zeggen, van de buitenkant. Want hoewel de kilo’s vrij gemakkelijk terugkeerden, bleek de mentale schade lastiger te repareren. Mijn zusje wilde die kilo’s namelijk helemaal niet. En dus was ze boos.
Boos op de wereld die haar bang maakte. Boos op mijn ouders omdat ze haar dwongen haar eetstoornis op te geven. En boos op mij, omdat ik ondertussen vrolijk op mijn ondergewicht bleef hangen. Want waarom moest zij in therapie terwijl ik met exact dezelfde problemen kampte en niks deed? Waarom zeurde iedereen aan haar hoofd en werd ik met rust gelaten? Oneerlijk vond ze het. En eigenlijk had ze gelijk.
De woede werd pas minder toen ik eindelijk besloot ook aan de slag te gaan met mijn problemen. Er volgden voorzichtige toenaderingspogingen van beide kanten. En wat bleek: terwijl ik voornamelijk druk bezig was geweest met mezelf, had mijn kleine zusje in stilte gesmacht naar beter contact. Ik kon dan wel gewend zijn geraakt aan de oppervlakkige band, zij had eronder geleden. En ook zusje twee bleek stiekem te dromen van een meer betekenisvolle relatie.
Dus gingen we, voor het eerst, met z’n drieën uit eten. En bleven elkaar ook daarna regelmatig zien. Toen ik na de verkrachter niet alleen durfde te slapen, kwam mijn jongste zusje zonder vragen te stellen bij me slapen. Toen middelste zusje een paar maanden terug besloot een puppy te nemen, stond ik binnen no time op de stoep. Toen ik een ongeluk kreeg, waren mijn zusjes de eersten die bij me opkwamen op het moment dat de politieagent me vroeg of ze soms iemand voor me konden bellen. Ik heb twee zusjes en dat betekent tegenwoordig van alles.
Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.