Column

Feuilleton: The Ana-files (40)

01-06-2010 14:00

Op vrijdag meld ik me bij de eetstoornissenkliniek voor een opname-voorbereidendgesprek. Waar zowel mijn individuele gesprekken als de eerdere groepssessies plaatsvonden in het hoofdgebouw, word ik deze keer verwacht in de dependance. En dat is schrikken. Het pand, vermoedelijk gebouwd in de jaren tachtig, ziet eruit alsof er sindsdien nooit meer enig onderhoud heeft plaatsgevonden. Het ruikt bedompt en zowel de muren als het linoleum hebben een grauwbeige kleur.

Kennelijk deelt de eetstoornissenkliniek het pand met een dagopvang voor gehandicapten, want in de eindeloze gang houden twee twee mannen in rolstoel een racewedstrijd. Iets verderop doet een meisje met Down syndroom dappere pogingen de meest treurige botanische tuin die ik ooit heb gezien onkruidvrij te maken. Aan het einde van de gang staan vier stoelen met daarboven een A4tje waarop ‘Wachtruimte kliniek’ is getypt. Hier is het. Welkom in mijn nieuwe deeltijdhuis. 

Hulpeloos
Tien minuten en een plastic bekertje smerige automaat-cappuccino later staan er twee mensen voor mijn neus. De socio-therapeut en een stagiair, delen ze me mee. ‘Ben jij Anna?’ vraagt de therapeut. Daarna verzoeken ze me met hen mee te lopen. We passeren een woonkamer, waar op de eettafel vast de lunch is uitgestald. ‘Boodschappen en tafeldekken vallen onder de taken van de groep’, zo wordt me later uitgelegd. Maar niet voor mij. Ik heb  ondergewicht, wat betekent dat het niet alleen verboden is om te sporten, maar ook om huishoudelijk werk te verrichten. Dat klinkt niet bepaald als een straf, maar ik ben toch geïrriteerd. Want ik mag dan wel ziek zijn, ik ben niet hulpeloos. Thuis doe ik ook gewoon mijn eigen boodschappen zonder daar dood bij neer te vallen. 

‘Vertel eens iets over jezelf?’ vraagt de therapeut zodra we in haar kamer zitten. Geroutineerd steek ik het bekende verhaal af. ‘Ik ben Anna, 29 jaar, journalist en leid al 16 jaar aan anorexia, wat in mijn geval betekent dat ik niet braak, niet laxeer, niet overmatig sport, maar gewoon nauwelijks eet. Toen mijn relatie vorig jaar eindigde, besloot ik dat het nu eindelijk tijd was om iets aan mijn eetstoornis te gaan doen. Sindsdien ben ik in therapie en hoewel ik me stukken beter voel, ben ik nog nauwelijks aangekomen. Dus ben ik nu hier.’ 

Afscheid
Nadat de stagiair mijn verhaal uitgebreid in een order heeft genoteerd, schuift ze over tafel een schema mijn kant op. ‘De therapiedagen zijn ingedeeld volgens een strak stramien,’ vertelt ze. ‘Op maandagochtend beginnen we met het wegen. Dat gebeurt in je ondergoed, onder begeleiding van twee therapeuten. Daarna starten we met de weekopening – waarin het afgelopen weekend wordt doorgenomen – gevolgd door het ochtentussendoortje. Om kwart voor elf start de eeteducatie, gevolgd door de oefenlunch waarin we steeds iets eten wat een van de groepsleden eng vindt. Vervolgens is het tijd voor de cognitieve therapie, het middagtussendoortje, lichaamsbeleving en sluiten we de dag af met individuele gesprekken.’  

Hoewel we pas een dag hebben besproken, duizelt het me nu al. Alles klinkt eng en moeilijk. Nou wist ik natuurlijk wel dat ik hier niet voor de lol was, maar dit is wel erg overweldigend. Hoewel de therapeut doorpraat vang ik nu alleen nog flarden van het gesprek op. ‘Aankomen, eetregistratie, steun, strafmaatregelen.’ Na een aantal mislukte pogingen me te concentreren, geef ik de moed op en laat de rest van het verhaal maar gewoon over mee heenkomen. Na een uur sta ik weer buiten. Nog drie dagen, dan begint het echt. Het weekend breng ik grotendeels vastend door. Om niet te hoeven voelen. En als afscheid. Na zestien jaar moeten anorexia en ik nu echt uit elkaar. Tenminste, dat is het plan. 

Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.