Het zou mooi zijn als ik me nog kon herinneren wanneer ik voor het laatst ergens trek in had. Dat ik over vijftig jaar op mijn leven kon terugkijken en zeggen: ‘ik weet het nog goed, het was 15 januari 1992 en ik had de onbedwingbare behoefte aan een pure chocoladereep met hazelnoten’. Er moet ooit een tijd zijn geweest dat ik daadwerkelijk genoot van eten. De waarheid is echter dat ik zelf geen flauw idee heb wanneer dat precies zo was. Hoe het voelde. En wat er daarna veranderde.
Verliezer
Heel veel zorgen maakte ik me de afgelopen jaren niet over het verdwijnen van mijn hongergevoel. Sterker nog, ik was er een tijdlang best wel trots op. Pas dit jaar kwam ik tot de ontdekking dat ik me misschien had vergist. Dat wat ik zag als een overwinning, in werkelijkheid ook wel eens falen zou kunnen zijn. Ik ben me ervan bewust dat dat vrij onnozel klinkt. Echt snappen doe ik het dan ook nog steeds niet. De manier waarop ik mezelf jarenlang heb gekweld. Het feit dat ik zonder in te grijpen toekeek hoe jaren van mijn leven werden vermorst. Totdat het genoeg was. Ik besloot dat ik voorlopig toch liever niet dood wilde. En – socio-jargon-alert – ‘met mezelf aan de slag ging’.
Dat ik eindelijk het licht had gezien, maakte het echter niet makkelijker iets te veranderen. Willen en kunnen zijn twee volstrekt andere dingen. Het is niet bepaald lollig om twee dagen per week te besteden aan het ontleden van je eigen gedrag. Therapie is kut, daar kunnen we kort over zijn. En ik ben misschien gek, maar ik ben niet debiel. Als de oplossing had gelegen in ‘gewoon naar de snackbar gaan en een hamburger bestellen’, had ik dat allang gedaan. Zo plezierig is het namelijk niet om jezelf uit te hongeren.
Maar zo simpel bleek het toch niet te liggen, helaas. Daar was dwang van buitenaf voor nodig. En die heb ik nu gekregen, in de vorm van een vast menu, een opgelegd streefgewicht en strafmaatregelen indien ik me niet aan de regels houd. En warempel: het werkt. Waar ik de eerste week bijna kokhalzend boven mijn bord met boterhammen zit, lukt het me in week twee al gemakkelijker de immense voedselberg weg te werken. Een paar dagen laten bespeur ik een sensatie die ik al in geen jaren meer heb gevoeld: trek. In voedsel.
Winnaar
Afgelopen weekend ging ik voor het eerst sinds de start van de nieuwe therapie met vrienden een weekendje weg. Met een tas vol tussendoortjes, om eventuele voedselstress te voorkomen. Als ik niet kan eten wat ik wil eten, eet ik namelijk liever niets. En dát is nou net niet de bedoeling, zo is me voor vertrek nog door de therapeuten ingeprent. De eerste avond bestel ik een patatje met mayonaise. Op dag twee verorber ik een ijsje, pizza én een gewone cola. Allemaal dingen die ik de afgelopen jaren nauwelijks tot niet heb gegeten. En zie daar: waar er op eerdere vakanties behoorlijk wat tijd verloren ging aan plannen wat ik allemaal wel, en vooral niet, naar binnen wilde werken, geniet ik dit weekend alleen maar van mijn vakantie. Het mooie weer. De omgeving. En mijn vrienden.
Dat bescheiden succesje betekent niet dat ik er al ben, dat weet ik. Er staan me de komende tijd nog voldoende uitdagingen te wachten. Wanneer de weegschaal een hoger getal gaat aangeven, bijvoorbeeld. Of als ik geconfronteerd word met stress, tegenslagen of ander leed. Maar dat doet er nu allemaal even niet toe. Want deze week ben ik trots. Omdat ik eindelijk iets heb gewonnen. Nu écht.
Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.