Column

Feuilleton: The Ana-files (57)

05-10-2010 14:00

In de maand na mijn klinkende overwinning lukt het me weer eens aardig om de voortekenen te negeren. Therapie, werk, afspraken met vrienden; ik ben overal bij. En tegelijkertijd ook weer niet. Want stiekem gaat het de laatste tijd weer slecht. Ik ben bang. Verdrietig. Ongerust. Omdat ik niet meer zo zeker weet of het echt wel allemaal beter wordt. Langzaam begin te twijfelen aan het nut van alle inspanningen. En daardoor steeds meer moeite moet doen om voldoende motivatie op te brengen. Alleen weet niemand dat, omdat ik na anderhalf jaar klote therapie nog steeds niet dapper genoeg ben om dat eerlijk te vertellen.

In plaats daarvan verval ik in een mum van tijd weer terug in bekende patronen. Ik huil met de gordijnen dicht, schreeuw als niemand dat kan horen en bonk met mijn hoofd tegen blinde muren. Niet praten maar vermijden. Niet voelen maar blocken. Geen eerlijkheid, maar nieuwe geheimen. Ik en mijn anorexia, mijn anorexia en ik. Samen tegen de rest van de wereld en dus nooit alleen. Perpetuum mobile van de zelfvernietiging.

Mooi weer
Want in plaats van mijn afbrokkelende geloof in betere tijden op te biechten, speel ik liever mooi weer; een kunstje dat ik nog altijd tot in perfectie beheers. En terwijl mijn vrienden trots proosten op mijn nieuwe gezonde gewicht, durf ik niemand te vertellen dat ik daar eigenlijk helemaal niet zo blij mee ben. Dat ik na de eerste opgeluchte vijf minuten pas echt doorhad wat die overwinning betekende. Twaalf kilo nieuw vet. Op mijn lijf. En hoe oppervlakkig dat ook moge klinken, elke kilo is an sich al bijna te veel om te verdragen.

Alleen op therapie is het lastig de schone schijn op te houden. Maar ook daar heb ik nu iets op gevonden: als ik gewoon mijn mond houd tijdens de groepssessies, merkt eigenlijk niemand dat. Terwijl mijn groepsgenoten hun zielenroerselen op tafel gooien, staar ik voornamelijk naar de klok. Nog een half uur en het is me weer gelukt. Nog een kwartier. Nog vijf minuten.  Aan het einde van zo’n sessie sta ik opgelucht weer buiten. Weer gelukt. Ondanks mijn tegenwoordig bredere gestalte glip ik nog steeds moeiteloos door de mazen van het systeem.

Stil protest
Maar dan is er er de tweede bikini video. Terwijl ik tegen de witte muur van het kantoor mijn rondje draai, legt de camera elke verandering aan mijn lijf ten opzichte van vier maanden geleden genadeloos vast. Borsten, buik, billen, heupen. Eindelijk geen kind meer. En dat bevalt voorlopig nogal matig. De therapeuten, die het stiekem helemaal niet blijkt te zijn ontgaan dat ik aan een nieuwe protestactie was begonnen, grijpen direct hun kans. ‘Heb je het gevoel dat je hier zelf nou iets mee bent opgeschoten?’ vraagt de psycholoog belangstellend terwijl ik me dapper door haar complete doos tissues heen snuit.

Het antwoord is natuurlijk ‘nee’. En eigenlijk wist ik dat zelf allang. Net als dat ik inmiddels toch wel door zou moeten hebben dat mijn vrienden veel meer kunnen hebben dan ik steeds denk. Want niemand is verbaasd, niemand is teleurgesteld, niemand gaat weg. Toch huppel ik keer op keer dezelfde valkuil in. Trap ik nog altijd in mijn eigen hersenspinsels. En stoot ik niet één of twee keer, maar eindeloos vaak mijn hoofd tegen dezelfde steen. Wat exact de reden is dat therapie zo frustrerend is. Doe een stapje naar voren en een stapje terug. Denken, denken, denken, denken. Voelen, voelen, voelen, voelen. Totdat je er zelf helemaal gek van wordt.

Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.