Op zomaar een maandagochtend stap ik, net zoals de 18 maandagen daarvoor, om 9 uur ‘s ochtends de weegkamer binnen. Ik ben gestresst omdat ik me die ochtend heb verslapen en de hele weg naar de kliniek heb gerend om maar niet te laat te arriveren. Nadat ik mijn kleren allemaal keurig over de stoel heb gehangen, stap ik achterstevoren de weegschaal op. Expres, want bij wijze van experiment mag ik al een maand niet meer zien hoeveel ik weeg. Zodat ik ga leren naar mijn lichaam te kijken in plaats van naar de cijfers op de weegschaal.
Oops, I did it again
Maar deze maandag gaat het anders. Terwijl ik alweer bezig ben mijn sokken aan te trekken, roept de socio me terug. Ik moet nog een keer, al is het me niet geheel duidelijk waarom. Dat ontdek ik pas aan het einde van de dag, als ik onverwacht de therapeutenruimte word ingeroepen. Het valt niet mee. Want ik ben afgevallen. Flink afgevallen: 2,2 kilo in de afgelopen week, 7 ons in de week daarvoor. Niemand snapt hoe, niemand weet waarom. Maar de gevolgen zijn glashelder. Weer ondergewicht. En een krappe zeven dagen om de verloren kilo’s er weer aan te eten.
Buiten wachten mijn groepsgenoten, die kennelijk hadden besloten op me te wachten. En voor het eerst zeg ik niet “dat het allemaal wel gaat”. Want het gaat helemaal niet. Dus laat ik me troosten. En praat. En praat. En praat. Onderweg naar huis sms ik vervolgens twee vriendinnen. De ene om te melden dat ik die avond niet mee kan naar de yoga; mijn sportpermissie is, nog voor ik uberhaupt een sportschool van binnen heb gezien, weer ingetrokken. De ander vraag ik of ze soms tijd heeft om te bellen. ik heb het nu lang genoeg alleen gedaan. Het gaat niet meer.
Poppenkast
“Waarom denk je altijd dat je anderen belast met jouw problemen?”, vraagt S. een uur later aan de telefoon. “Dat is onzin. Natuurlijk, ik vind het vervelend voor jou. Maar vanavond ga ik gewoon weer slapen.” Dat heeft ze natuurlijk al vaker gezegd. Alleen deze keer is het anders. Want voor het eerst geloof ik het echt. En ineens weet ik ook waar het vandaan komt. “Jouw gedrag zorgt er nog eens voor dat ik weer moet worden opgenomen. Is dat soms wat je wilt?”, hoor ik mijn moeder zeggen. “Wie niet horen wil, moet maar voelen,” roept mijn vader. Ik ben gewend dat alles wat ik doe consequenties heeft. En dus ben ik altijd, overal, onder alle omstandigheden, tegen iedereen leuk.
En dat moet nu maar eens afgelopen zijn. Want zo lollig voel ik me eigenlijk niet, momenteel. Bovendien is het inmiddels zelfs voor mij duidelijk wat er gebeurt als ik toneel speel. Dan val ik af en niet zo’n klein beetje ook. En dat kan ik me niet meer permiteren. Dus eet ik me de dagen daarna weer dapper een slag in de rondte. En omring me alleen nog maar met mensen bij wie ik dat durf. Eerlijk zijn. Zeggen dat het kut gaat. En luisteren naar hun adviezen.
Een week later sta ik weer op de weegschaal. Zonder al te veel stress, want er is inmiddels besloten dat ik toch een week langer krijg voor mijn inhaalslag. Omdat de therapeuten vonden dat hun weegexperiment achteraf gezien wat teveel was gevraagd. Maar dat bleek helemaal niet nodig. Want ik heb het gered. En daar is het dan. Zonder blikseminslag. Zonder vuurwerk. Zonder vioolmuziek. Sterker nog, het was eigenlijk nogal een treurige bedoening. Maar hij telt er niet minder om. Er is een doorbraak. Al is het misschien nog maar een kleintje.
Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.