Vannacht ging er even bijna iemand dood. Expres. En ik was het niet, wat direct ook ongeveer het enige positieve is dat ik erover kan melden. Ik was er wel de halve nacht nogal druk mee, met dat bijna doodgaan van iemand. Pas na een uur soebatten en smeken mocht de dokter worden ingeschakeld. Daarna belde ik met de crisisdienst. Iemand die naar het ziekenhuis toe kon. Weer met de crisisdienst. En vervolgens mijn eigen support system, omdat ik – toen alles na drie uur koelbloedigheid eenmaal was geregeld – ineens niet meer kon ophouden met bibberen.
Grenzen
Het stomme is: ik had gewaarschuwd dat dit zou gebeuren. Maar de psychiatrie kan daar kennelijk niet zoveel mee, met mensen die dood willen en weigeren hulp te accepteren. Dus pech voor mij en mijn grenzen. Want toen het gisteren misging, rinkelde bij mij gewoon weer de telefoon. Natuurlijk had ik niet op kunnen nemen. Ik had ook kunnen meegaan in het plan om gewoon maar even af te wachten of de dosis misschien toch niet genoeg was. Maar dat kon ik niet. Ik kon niet nog een keer niet ingrijpen als er misschien iemand dood ging. Dus nam ik op. En had vervolgens geen idee hoe ik het moest aanpakken.
Want ik ben natuurlijk de meest ongeschikte persoon ter wereld om te bellen als je even bijna dood gaat. Ik ben vrij slecht in mensen in leven houden, dat heb ik inmiddels toch wel bewezen. Dacht ik zelf. De suïcidale ex heb ik immers gewoon een strop om zijn nek laten binden. Toen hij me vertelde dat hij er een eind aan wilde maken, vroeg ik hem alleen “of hij dan wel zijn inloggegevens van zijn email aan zijn moeder wilde geven zodat ik in ieder geval zou weten of het hem was gelukt”. Dat deed hij. En vervolgens sprong hij met een abseiltouw om zijn nek uit een boom.
Geschikt/ ongeschikt
Maar de rest van de wereld schijnt dat toch anders te zien, qua geschiktheid. Die denken nog steeds dat ik sterk ben. Dapper. Onbevreesd. Dat je mij wel kan bellen met je problemen. Dat ik alles durf. Dat ik weet waar ik over praat. Maar dat is helemaal niet waar, natuurlijk. Ik heb geen flauw benul. Omdat de waarheid is dat ik overal bang voor ben. En ik me eigenlijk alleen staande kan houden door vooral de hele tijd maar niks te eten. Door al mijn gedachten en gevoelens te blokkeren. Door keihard voor mezelf te zijn. Ik schop mezelf naar mijn werk, naar therapie, naar het café. Dat doe ik al jaren, dus daar ben ik wel min of meer aan gewend. Maar dat betekent niet dat ik sterk ben. Dat betekent dat ik niet zwak genoeg ben om mezelf tegen mijn eigen wilskracht te verweren.
Dat ging eigenlijk net een beetje beter, de laatste weken. Als je eenmaal uitspreekt waar je bang voor bent, is het namelijk vaak allang niet meer zo eng. Dus daar was ik voorzichtig mee begonnen. Met eerlijk zeggen hoe ik me voel. Geen toneel meer spelen. Me ‘kwetsbaar’ opstellen. Totdat er vannacht weer even bijna iemand doodging. Alleen deed ik er deze keer iets aan om het te voorkomen. En gebeurde het op het nippertje toch maar niet. Daar zou ik wellicht blij en tevreden over moeten zijn. Ware het niet dat ik me eigenlijk vooral afvraag waarom mensen die bijna dood gaan elke keer op het briljante idee komen dat ik degene ben die dat kan oplossen. Dat ik degene ben die altijd alles wel kan oplossen. Ik kan dat niet. Ik kan mezelf tegenwoordig net een beetje in leven houden.
Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.