Een groep vreemden, die in principe weinig anders met elkaar gemeen heeft dan een gemeenschappelijke gekte. Negen onbekenden, met wie je twee dagen per week in een troosteloze jaren tachtig bungalow wordt gepropt om te eten, te praten en je diepste geheimen op te biechten. Lekker samen therapeutisch navelstaren, janken en vooral: dingen de-len. Mij leek het eigenlijk helemaal niets, dat hele concept groepstherapie. Ik doe niet aan openlijk huilen. Ik haat mijn eigen kwetsbaarheid. En mijn gedachten zijn van mij.
Dood of de gladiolen
Ik had echter weinig te kiezen, zo bleek vorig jaar. Bijna alle eetstoornistherapieën draaien namelijk om het functioneren in een groep. En nadat ik het eerst een tijdje met weinig succes in mijn eentje had geprobeerd, waren er uiteindelijk nog drie duidelijke opties over: dood, fulltime opname in de kliniek of het deeltijdprogramma, hoewel de deskundigen weinig fiducie hadden in de slagingskans van mogelijkheid nummer 3. Voor mij waren zowel dood als een fulltime opname echter weinig aanlokkende vooruitzichten. Dus belandde ik toch in de deeltijd, zij het met behoorlijk wat frisse tegenzin.
Maar wat bleek al snel: het viel mee. Sterker nog, het was stiekem best wel prettig, zo’n gezelschap mede-gekken. Een eetstoornis is eindeloos eenzaam, hoeveel vrienden je ook hebt. Omdat niemand het echt snapt. Niet omdat ze dat niet willen, maar omdat het soms gewoon niet te begrijpen valt. Waarom eet een anorect niet als ze weet dat haar lichaam en geest daar onder lijden? Ik wist het zelf ook niet precies. Ik wist alleen dat ik niet anders kon.
En dat was nu ineens anders. Eindelijk had ik andere mensen die weten dat het belangrijk is je M&M’s op volgorde van kleur te eten – eerst blauw, dan geel, dan rood en als laatste bruin omdat die er het minst kunstmatig uitzien -, die ook bang zijn voor een boterham met pindakaas, die kotsen, hongeren, laxeren en bewegen tot kunst hebben verheven. Mensen die ik kon bellen als ik al een uur moedeloos naar mijn ontbijt zat te staren. Die mij belden als ze bang waren dat ze een eetbui zouden krijgen. Binnen relatief korte tijd wisten deze mensen meer van mij dan een groot deel van de wereld ooit heeft geweten.
Weight watchers
Bovendien: het is niet altijd treurnis in de kliniek. In de spaarzame vrije uren wordt – net als in de gevangenis – fanatiek gekaart. Tussen de sessies door staat iedereen buiten gebroederlijk te roken. Mensen met een eetstoornis roken over het algemeen als ketters; een ideale honger dempende methode waarmee in verband met de stress tijdens de therapie ook vooral niet mag worden gestopt.
Een paar weken terug gingen we zelfs met z’n allen naar de film. Dat was een leuke avond, die zo mogelijk nog hilarischer werd toen bleek dat we per ongeluk naast een gezelschap Weight Watcher-vrouwen terecht waren te komen. Terwijl zij zich beklaagden over het feit dat ze een paar dagen eerder een standje hadden gekregen omdat ze allemaal waren aangekomen, besprak ik met mijn buurvrouw hoe we er in hemelsnaam voor moesten zorgen dat we de maandag daarna op gewicht waren. Een even komische als bizarre situatie. Maar het allerbelangrijkste wat ik van mijn gekkengroepje leerde, is dat geheimen je van binnen uit opeten. En dat mensen niet zomaar weg gaan als je vertelt wat er in je hoofd omgaat.
Door eerlijk te zijn tegen onbekenden leerde ik ook mijn vrienden de waarheid te vertellen. Ik ben nog steeds bang. Maar niet meer alleen.