“We liepen op straat ergens heen en hij zei ineens ‘Ik wil ook een dag zorgen voor het kind, want dat lijkt me hartstikke leuk’. En toen dacht ik ‘Oh jeetje, wat leuk dat hij dat zo spontaan zegt’. Ik was er toen nog helemaal niet mee bezig geweest van ‘Oh hoe gaan we dat eigenlijk verdelen?’ Ook niet, zeg maar, ik had nog helemaal niet bedacht van hoe gaan we dat financieel regelen, hoe gaan we het werk, de zorg voor het kind verdelen…”
Je kunt het bijna niet geloven, maar aan het woord is een hoogopgeleide, zwangere vrouw. Hoewel al enige tijd in verwachting, was ze nog nooit met haar baby-daddy het gesprek aangegaan hoe ze voor hun kind zouden gaan zorgen.
Nergens is de gebrekkige emancipatie van de Nederlandse vrouw zo zichtbaar als in de verdeling van zorg en werk. Moeders met jonge kinderen besteden gemiddeld 21 uur in de week aan kinderzorg, vaders slechts tien. Ook het huishouden is scheef verdeeld: vaders besteden daar twaalf uur aan, moeders maar liefst 26 uur per week. Ondertussen vinden deze ouders het wél belangrijk zorg evenredig te verdelen. De man die op zondag het vlees snijdt is een horrorbeeld waar ze niet aan willen. De vraag die rijst is dus: waar gaat het mis?
Stephanie Wiesmann promoveerde op de manier waarop Nederlandse heterostellen onderhandelen over de verdeling van werk (betaald, huishoudelijk en kinderzorg) in hun overgang naar ouderschap. Naast een algemene survey hield ze interviews met 32 paar aankomende ouders, zowel samen als apart. Toen de baby eenmaal geboren was, ondervroeg ze de ouders opnieuw om zo uitspraken te kunnen doen over veranderingen.
Je zou misschien denken dat de verdeling van onbetaald werk afhangt van het loon voor betaald werk. Dat verband vond Wiesmann niet. Ook vrouwen met een hoog uurloon minderen het aantal uur betaald werk (maar niet zo sterk als vrouwen met een lager uurloon). Mannen met een hoog uurloon gaan trouwens meer werken.
Progressieve versus traditionele opvattingen doen er eveneens niet toe. Bijna iedereen heeft ‘moderne’ opvattingen over huishouden en zorg, maar dit heeft geen effect op de verdeling. Niet meer dan vijf procent van de mannen en vrouwen hebben hierover ‘traditionele’ denkbeelden, maar slechts een kwart van de nieuwe ouders verdeelt het huishouden gelijk. Om de ongelijkheid te begrijpen, moeten we het dus ergens anders zoeken. Wiesmann doet dit in de manier waarop er onderhandeld wordt.
Het merendeel van de onderzochte ouders wil graag de zorg voor het kind gelijk verdelen, maar dit is vooral op een abstract niveau. De vaders vinden namelijk tegelijkertijd dat het hun voornaamste taak is om het geld te verdienen en de moeders vinden dat zij het beste voor het kind kunnen zorgen. Deze ambivalente gevoelens leiden in bijna alle gevallen tot een gendered verdeling van het werk (dat wil zeggen volgens traditionele genderrollen).
Veel stelletjes denken dat je in een ideale relatie niet hoeft te praten over banale zaken als het huishouden. Zij vinden zo’n zakelijke aanpak niet passen bij romantische liefde. Wiesmann noemt dit de mythe van de romantische relatie. Het zorgt ervoor dat zulke stellen terugvallen op een traditionele taakverdeling. Afspraken komen dan tot stand door gewoonte.
Scheve gewoontes ontstaan al snel omdat de aftrap van het ouderschap gendered is. Er is een duidelijk verschil in wetgeving voor vaders en moeders. Tijdens het zwangerschapsverlof ontwikkelen moeders routines in de zorg voor de nieuwe baby. De twee dagen die vaders standaard in Nederland krijgen zijn te kort om die vaardigheden op eenzelfde manier aan te leren. Het gevolg is dat de verantwoordelijkheid voor al die nieuwe taken al snel bij de moeder komt te liggen.
De prille ouders denken dat deze specialisatie tijdelijk is. Helaas, het werkt juist versterkend. Volgens Wiesmann is de gedachte van tijdelijkheid een coping-strategie: het is een manier van omgaan met de kloof tussen wat je wilt (evenredigheid) en wat je hebt (scheefheid). Daarbij speelt nog iets.
Paren die het niet de moeite waard vinden om over taakverdeling te praten, lopen nog steeds tegen die taken aan. Er wordt dan een ‘kleine beslissing’ genomen. Die lijkt er niet toe te doen, maar samen tellen ze wel op tot specifieke situaties. Dit wordt de tirannie van kleine beslissingen [wiki] genoemd. Wiesmann stelt vast dat als er snel over iets kleins beslist moet worden, vaker traditionele gendernormen gevolgd worden. Dit verklaart volgens haar het bovengenoemde verschil tussen intentie en uitkomst.
Er zijn ook stellen die vooraf specifieke afspraken maken over een gelijkwaardige verdeling nadat het kind geboren is. Zij doorbreken daarmee dus de mythe van de romantische relatie. De gendered aftrap heeft bij hen minder effect (omdat ze hem goed zien aankomen) en ze hebben geen last van de tirannie van kleine beslissingen.
Nederland staat dubbel tegenover emancipatie. De recente ophef rond uitspraken van minister Bussemaker over de financiële afhankelijkheid van gehuwde moeders laat dat ook zien: ‘we’ vinden dat we klaar zijn en daarom is het niet nodig om zulke zaken aan te stippen. Ondertussen is de zorg tussen vaders en moeders in Nederland wel degelijk ongelijk verdeeld, wat gepaard gaat met schuldgevoelens aan alle kanten. De boodschap van het proefschrift van Wiesmann is duidelijk: vaders en moeders zouden een stuk gelukkiger zijn als ze het hier gewoon over durfden te hebben.
Stephanie Wiesmann promoveerde in september 2010. Haar proefschrift is online beschikbaar [PDF].