Vreemde dingen zijn aan de hand in Chinaland. Terwijl schrijvers zoals Wu Wei op de index en onder huisarrest staan, en de pers zelfs nog wat strakker gemuilkorfd wordt, hebben de machthebbers in Peking het licht op groen gezet voor een seksuele bevrijdingsgolf. Deze uit zich in een fabelachtige explosie van seksshops, naast talloze radio- en TV-programma’s over “hoe doe ik het”, allerlei one-night-datingsites, erotische beurzen, pornofestivals, swingparty’s en sekswedstrijden.
Een en ander werd recent uit de doeken gedaan in een artikelreeks van China-expert Oscar Garschagen in NRC Handelsblad: China maakt een red-light-revolution door. En dat voor een land waar het thema absoluut taboe was: in de optiek van voormalige roerganger Mao Zedong leidde al die erotische poespas immers alleen maar tot verstrooiing en aantasting van de revolutionaire idealen. Elke intieme omgang tussen de Rode Gardisten was not done. Mao was dan ook een fervent voorstander van de sublimatiegedachte: als mensen maar genoeg doordrongen zijn van de juiste leer en daarvoor tot het uiterste willen gaan, is het geüniformeerde lichaam niets meer dan een machine in dienst van de Goede Zaak. Seks dient dan alleen om nieuwe soldaten op de wereld te zetten. De rest is ideologie.
Maar Mao is passé, een generatie dissidente schrijvers roert zich, en vooral: er is dat vervelende internet waar het gonst van regime-onvriendelijke geluiden. Tian An Men 1989 was niet meer voor herhaling vatbaar. Het volk – of liever: de nieuwe middenklasse- moest met iets anders gepaaid worden. In dat opzicht drong een nieuwe hedonistische strategie zich op: als de Chinezen dan toch op het internet zitten, laat hen dan liever op zoek gaan naar de Hemelse Vrede via pornosites, dan opruiende blogs te lezen.
Zo gezegd zo gedaan, plots rook alles naar glijmiddel. De politiek geprogrammeerde voortplantingsdrift werd, in een land waar je maar één kind mag hebben, perfect gekanaliseerd tot een cultus van de prikkeling en het genot, overgoten met een relatietherapeutische saus. Niet toevallig worden Confucius en de Tao er hier en daar bijgehaald, want China heeft, geloof het of niet, een lange traditie in de liefdeskunst.
De overgang van communisme naar orgasmocratie is dus minder bizar dan het lijkt. De permanente revolutie gaat door, alleen worden er andere snaren bespeeld. De euforische massakoren die eertijds Mao toegalmden, worden nu vervangen door het even toegewijde hijgen en zuchten (Oosterse vrouwen brengen tijdens de daad ook een soort gepiep voort) van koppels en gangs in volle actie.
Geen partner hebben is daarbij geen probleem, zelfbediening is toegelaten en wordt zelfs aangemoedigd: voor de mannen zijn er porno en opblaaspoppen, voor de vrouwen is er de vibrator in al zijn vormen, kleuren en geuren. China was al wereldproducent nr. 1 van dit speelgoed, nu is er eindelijk ook een interne markt. Opvallend: het nieuwe aanbod van de eromarkt, pornografie en prostitutie inbegrepen, wordt niet echt gelegaliseerd maar wel gedoogd. Dat is handig voor het regime en werkt als een publiek chantagemiddel: mensen met staatsgevaarlijke meningen kunnen dan toch nog opgepakt worden als ze vieze filmpjes bekijken of als ze ergens in een fout etablissement gesignaleerd worden.
Maar zeg nu zelf: wie zou zich in dit hedonistisch paradijs nog willen bezig houden met zure regime- of systeemkritiek? Als alle onlust kan geneutraliseerd worden tot een kortetermijnperspectief van seksuele opwinding en bevrediging, is het uit met de dissidentie. De Aziatische tijger zal dan helemaal op temperatuur gekomen zijn,- toch een zoete wraak voor het decennia-lange gehoon over Mao en zijn catastrofale “culturele revolutie”.
De partijbonzen bewijzen daarmee andermaal hun kennis van de Westerse moderne geschiedenis en haar klassieken. Was het niet Herbert Marcuse, de cultfilosoof uit de jaren ’60 van vorige eeuw, die de term “repressieve desublimatie” lanceerde? Hij poneerde de stelling dat de teugelloze vrijemeningsuiting én het daaraan gekoppelde seksueel libertinisme paradoxaal genoeg ook het kritisch denken aan banden leggen, omdat ze de mens doen verdrinken in onbenullig gezwets en navelstaarderij.
Vrijheid-blijheid-luizigheid dus. Ongeveer in dezelfde tijd als Marcuse vroeg Albert Camus zich af hoe men in latere eeuwen de moderne mens zal beschrijven. Zijn antwoord: als een neukende krantenlezer. “Je rêve parfois de ce que diront de nous les historiens futurs. Une phrase leur suffira pour l’homme moderne: il forniquait et lisait les journaux. Après cette définition, le sujet sera, si j’ose dire, épuisé“. (La Chute, 1956)
Ook de Franse filosoof Jean Baudrillard zag die bui aankomen: de “bevrijde” Euro-Amerikaanse mens van de tweede helft van de 20ste eeuw zal hopeloos verslaafd geraken aan de waan en zijn door de markt en de media opgefokte begeertes. De tijd heeft deze pre-digitale profeten gelijk gegeven, kijk maar naar het losgeslagen gadget-consumentisme, het wereldwijd gezever op de blogs, en alle mogelijke feel good-coaching zoals de alomtegenwoordige sekstherapeute Goedele Liekens die bij ons bedrijft.
Dat eindeloos mekkeren over relaties, seks en welbevinden wordt nu dus ook in de Volksrepubliek China beoefend. Kunnen we nog twijfelen aan de voorbedachtheid van wat bij ons in 1968 en nadien gebeurde, één zaak is zeker: de Chinese overheid weet hier perfect wat ze doet en waarom. De bedoeling is om lastpakken zoals Wu Wei compleet irrelevant te maken, door een feel good-cultuur te organiseren, gebaseerd op het lustprincipe en het bijbehorende infantiele Narcisme zoals Siegmund Freud dat zo netjes beschreef.
De dissidenten hoeven dan helemaal niet meer gecensureerd, opgesloten, of geweerd te worden uit de officiële boekenbeurs van Peking (die een paar jaar geleden nog een delegatie Vlaamse schrijvers mocht begroeten, onder leiding van David van Reybrouck). Ze zullen gewoon verzuipen tussen de kookboeken en de soft porno.
Zo springt de Chinese KP ineens van een autoritair maatschappijmodel naar de postmoderniteit, zonder de burgerlijke fatsoenscultuur of de moderniteit als tussenstappen te hoeven meemaken. Geniaal.
Merkwaardig genoeg voltrekt zich in Europa de omgekeerde tendens: nadat de seksuele revolutie van ’68 ons de consumptiemaatschappij deed slikken, de multiculturele utopie en even later het economisch globalisme dat tot de bankencrisis leidde, is alhier de puriteinse contrarevolutie in volle opgang. Terwijl de Chinezen zich suf neuken en masturberen, worden wij verzocht om ons netjes te gedragen, het bij één sekspartner te houden, een condoom aan te trekken en omzichtig met het vervuilde internet om te gaan. Pornografie en prostitutie worden nog gedoogd, maar Big Brother houdt het allemaal in de gaten, vooral dankzij monitoring van het surfgedrag, en nota bene onder gejuich van de feministische beweging.
Let hier weerom op de sturende rol van de overheid: al van midden de jaren ’90 is de puriteinse indoctrinatie aan de gang. Het AIDS-gevaar, de Dutroux-affaire, de verslavende invloed van porno, de strijd tegen de pedofilie en seksuele uitbuiting, worden er als kapstokken bijgehaald, maar dat zijn alibi’s: de overheid is niet geïnteresseerd in pedofielen of in mensenhandelaars,- ze zijn slechts nuttige zondebokken om een nieuw vervolgingskader te creëren.
In werkelijkheid wordt alles in gereedheid gebracht om, nu ja, hier bij ons net hetzelfde te doen als de Chinese KP: gedoogzones creëren die toelaten om een dubbele seksuele moraal te hanteren. De controle op het internet is hier cruciaal. De brave burger mag verder surfen, maar iemand met een foute mening kan opgepakt worden, niet omwille van die mening maar omwille van “ongewenst seksueel gedrag”.
Dat is sociaal veel aanvaardbaarder. Verklikking wordt aangemoedigd, uitlokking behoort tot de mogelijkheden. Eerder haalde ik al het verhaal aan van activist Julian Assange, die in Zweden voor eeuwig als een seksueel delinquent staat geboekstaafd naar aanleiding van een gescheurd condoom tijdens een nachtelijke escapade. Het wordt wellicht een nieuwe, vaste strategie om dissidenten uit te schakelen of minstens in diskrediet de brengen: forensisch onderzoek van hun beddenlakens of hun harde schijf
Zo gaan de Chinese “verlichte dictatuur” en de Westerse quasi-democratie eigenlijk heel goed op elkaar gelijken en komen ze min of meer op dezelfde beheersingsstrategie uit. Tussen Peking, Moskou, Brussel en Washington is één grote, grijze gedoogzone in de maak die alle ruimte laat voor de overheid om te snuffelen en selectief te vervolgen. Iets zegt me dat internetgiganten zoals Google daar best mee kunnen leven. De wereldvrede, ze ligt binnen handbereik.
Johan Sanctorum is een Vlaams filosoof, blogger en columnist.