Van links tot rechts: heel Nederland werkt mee aan de afbraak van de verzorgingsstaat. We zijn collectief gaan geloven in een nieuwe moraal, en hebben onszelf aangepraat dat we weer ‘net als toen’ voor elkaar gaan zorgen. Hoe lang blijven we zo dom? Kijk, daar leest men het weer. Ireen van Ditshuyzen, gevierd links programmamaker; ooit te links voor Marcel van Dam, en dus werd het de VPRO. Erelid van de Linkse Kerk, zogezegd. En wat zegt zij, in NRC Handelsblad van zaterdag? “Ik begrijp zo goed wat staatssecretaris Martin van Rijn probeert te doen met de participatiesamenleving. Mensen moeten veel meer doen voor hun chronisch zieke familie of vrienden. Mensen zien wel dat het individualisme te ver is doorgeschoten en dat de zorg te veel geld kost.”
Niemand, echt niemand twijfelt er nog aan in dit land. We hebben het gewoon te goed gehad. We moeten als burgers aan de bak. De welvaartsstaat van vroeger is niet langer betaalbaar én is, vooral, immoreel. Dat verhaal kennen we natuurlijk van Den Haag. De politiek probeert ons al jaren duidelijk te maken dat ze dringend geld moet hebben – pardon, dat de welvaartsstaat onbetaalbaar is. Ter illustratie een mooi wollig citaat van Halbe Zijlstra uit de NRC van vorige week:
“De wereld verandert enorm. We moeten mensen de maatschappij in staat stellen mee te veranderen. Je moet flexibiliteit inbrengen, keuzes die we bij de mensen weg hebben gehaald en aan de overheid gegeven, bij mensen terugleggen. We hebben geprobeerd een risicoloze samenleving te bouwen (…) maar collectieve risico’s horen bij de overheid, individuele niet.”
Bij harde ingrepen hoort een harde moraal – en een beetje politicus verkondigt deze moraal met een uitstalling van ‘dat wisten we toch allemaal’. Zo ook Zijlstra. Het opmerkelijk is natuurlijk die eensgezindheid. Ireen van Ditshuyzen is het he-le-maal eens met het kabinet: we moeten oma in huis nemen en weer fijn voor onze incontinente buurman gaan zorgen.
Voor de goede orde: financieel noodzakelijk is dat helemaal niet. We zijn de afgelopen jaren weliswaar moe gebeukt met het verhaal dat de welvaartsstaat niet langer betaalbaar zou zijn. (Nooit niet, en al gaat alles straks stukken beter – dan nóg niet. ) Maar één blik op het buitenland leert dat een dergelijke afbraak verder uitsluitend plaatsvindt in de volstrekt failliete mediterrane economieën. Dáár moet het echt. Hier is iets anders aan de hand. Hier slopen we vrijwillig de welvaartsstaat. Niet vanwege het geld – al is dat natuurlijk de reden waarom mannen als Zijlstra de sloophamer hanteren. Nee, we zijn er op de een of andere wijze van overtuigd geraakt dat de welvaartsstaat moreel verwerpelijk is. Dat we, door de zorg professioneel te organiseren, onze moeder, en onze buurman, ernstig verwaarlozen. Dat we al die tijd alleen maar aan onszelf hebben gedacht. En dat we ons leven moeten beteren. Die zelfkastijding is alom merkbaar. Ook onder mijn keurige linkse vrienden en bekenden merk ik (tot mijn verbazing) hetzelfde sentiment: nee, het kabinetsbeleid, daar moeten ze niks van hebben (ze werken vrijwel allemaal in de culturele sector en dergelijke), maar inderdaad, het kabinet heeft gelijk: we moeten meer voor elkaar gaan zorgen. Dat is toch alleen maar goed?
Blijkbaar zijn we simpelweg vergeten waarom we ooit de welvaartsstaat hebben opgebouwd. Dat was omdat we vonden dat ook mensen zonder dikke portemonnee recht hadden op redelijke medische zorg en aandacht. Omdat veel bejaarden simpelweg verkommerden in achterafkamertjes, vegeterend op de gunsten en giften van de familie. Omdat mensen falen, en er dus heel veel mis ging. En omdat we dat moreel onaanvaardbaar achtten. En nu worden dezelfde voorzieningen weer fluks afgebroken – met eenzelfde beroep op de moraal. Dit keer gaan we het goed doen, zo kletsen we elkaar aan. Bejaardencentra, verzorgingstehuizen… ze zouden toch eigenlijk niet nodig moeten zijn. Het schept het klimaat waarin het kabinet door kan pakken. En eenmaal goed gepakt, keert de rust weer terug, zo denkt Zijlstra (weer de NRC van vorige week):
“Als mensen eenmaal weten dat ze er 200 euro per maand op achteruit gaan, of dat hun moeder niet naar het verzorgingstehuis kan maar wel een goede wijkverpleegkundige krijgt, kunnen ze aan hun nieuwe toekomst bouwen. Dat brengt rust.”
Die wijkverpleegkundige, daar zullen we de komende tijd nog veel meer over horen. Dat beroep is namelijk bewust gereanimeerd om onze laatste zorgen weg te nemen. Wat er ook gebeurt, waar het geld ook uit geknepen zal worden, de wijkverpleegkundige keert terug. Maar wat gaat die wijkverpleegkundige straks doen? Niet voor de buurman zorgen. Ze coördineert. Ze organiseert een keukentafelgesprek waarin familie, vrienden en buren samen een zorgplan overeenkomen. En daarna komt ze geregeld kijken om te zien of iedereen zich aan de afspraken houdt. Dat wordt de nieuwe burenhulp. De morele hoogte die we gezamenlijk, gelukzalig moeten betreden. Alleen dromers kunnen zoiets bedenken. De grote vraag is: zijn we er klaar voor, voor die droomwereld? Zijn we in staat om straks flexibeler op de arbeidsmarkt te worden, hoppend van tijdelijke aanstelling naar tijdelijke aanstelling (dat moet van Halbe), met nog een cursus in de avonduren – want Halbe zegt: stilstand is achteruitgang – en dan daarna nog even naar moeder, de was ophalen. Of naar de buurman. Kijken of hij zijn plas heeft gedaan voor het slapen gaan. Hoe lang houden we deze hoge moraal vol?
Chargeer ik? Wie weet. Kan dit systeem ooit iets worden dat beter is dan de zorg van weleer? Ik geloof er niks van. Maar daar gaat het niet om. Het wonderlijke is dat iedereen dit scenario kan bedenken, en dat we de veranderingen ondertussen gelaten accepteren. We dúrven niet te protesteren, want dat is egocentrisch. We zouden ons leven beteren, weet u het nog? En ondertussen hopen we stiekem dat dit ons niet zal overkomen. Dat vader of zuslief voor moeder zal zorgen, en dat die incontinente buren waar je nooit wat mee had, en die straks een halve dag stront ruimen gaan kosten, mooi en vredig en snel het aardse verlaten.
Maar dat mag je niet denken. We strooien as op het hoofd. We hebben collectief besloten dat het maar zo moet. Zelfs de ultra-linkse, inmiddels 72-jarige Ireen van Ditshuyzen is vast van plan om voor haar zieke buurman te gaan zorgen. En zo marcheren we hand in hand, van links tot rechts, vol goede moed (en zelfoverschatting) richting een enorme morele valkuil. We gaan goed doen. We gaan elkander helpen. Waar, o waar, is deze romantische stommiteit ontstaan?