Er is gisteren een Israëlische professor in opspraak gekomen. Studenten hebben geklaagd, bezorgde ouders hebben de universiteit gebeld, en de decaan van de rechtenfaculteit van Bar-Ilan University heeft verklaard ‘geschokt’ te zijn en de zaak hoog op te nemen. Het woord ‘machtsmisbruik’ is zelfs gevallen. Zorgelijk. Uitermate zorgelijk zelfs, vooral omdat de woede van de goegemeente zich richt op het feit dat Hanoch Sheinman het bestaan heeft in een email aan zijn studenten zijn treurnis uit te spreken over de honderden slachtoffers die er sinds het begin van de gevechten in Gaza aan beide zijden zijn gevallen.
Daarmee erkende hij impliciet dat het overgrote merendeel van de dodelijke slachtoffers in dit conflict niet-Israëlisch is. En dat kan natuurlijk niet. Bar-Ilan University is zeer voor pluriformiteit, tolerantie, en vrijheid van meningsuiting, maar nu even niet. Althans niet als het óók over Palestijnse doden moet gaan. Dan heet het ‘machtsmisbruik van een docent die zijn positie misbruikt om berichten te sturen die zijn mening weer geven, die zeer krenkend zijn voor de gevoelens van zijn studenten en hun families’. In Israël zijn compassie en mededogen blijkbaar onder sommigen wat controversieel geworden – zo controversieel dat je van je werkgever een reprimande kan krijgen als je iets uit dat erop lijkt.
Als ik nu in Israël zou wonen, zou ik hopen dat ik de ballen zou hebben om een soort Hanoch Sheinman te zijn, en tegen de stroom in me vrij zou voelen om te zeggen wat ik er zoal van vind. Dat ik niet, na decennia van angst, indoctrinatie en oorlog, mijn menselijkheid zou hebben verloren. Dat ik nog zou weten dat alle doden ertoe doen, ongeacht wat mijn omgeving daarvan vindt.
Maar, laten we eerlijk zijn: ik weet niet of ik zo iemand zou zijn, want ik woon daar niet. Ik woon in een land waar men zich af en toe even druk maakt over kwetsende leuzen en racistische symbolen, in plaats van vrijwel dagelijks over echte bommen en kogels.
Iets anders. Onlangs werd ik gewezen op een stuk op de site van de Guardian. Het is al een paar jaar oud, maar nog steeds actueel, al weet ik niet wat van de direct betrokkenen is geworden. Het verhaalde over hoe een groep (anonieme) jongeren in Gaza – anoniem wegens gevaar voor eigen leven, en dat van familie – probeerde zich via internet een geheel eigen weg te banen uit het deprimerende doolhof dat Israël en vooral ook Hamas van hun dagelijkse leven maakten.
Vrijheid van meningsuiting? Eerst even met Hamas overleggen of de te uiten mening het wel in het rabiaat-extremistische straatje past, anders volgen repercussies. Uitgaan? Westers, en decadent, dus vergeet u het maar. Gewoon elkaar ontmoeten in een café kan overigens ook van de agenda. Muziek? Ja, de door Hamas voorgeprogrameerde, correct-islamitische shows. Het was, begin 2011, de grauwe realiteit. Het zal begin 2014 niet veel beter zijn geweest.
Als je dat stuk op de Guardian leest, zie je heel even een glimp van wat je vrijwel nooit ziet, en wat er toch echt moet zijn, ook nu nog: normale jongeren, met een enigszins liberale kijk op de wereld, die dingen willen veranderen, en het gehad hebben met de zittende kaste. Als ik in Gaza zou wonen, zou ik hopen dat ik de ballen zou hebben om net als die jongeren, ondanks alle risico’s, en ondanks Hamas, een eigen weg te zoeken, en te proberen te veranderen wat misschien, na al die jaren van opsluiting en oorlog, wel onveranderbaar is. Maar ik weet dus niet of ik zo iemand zou zijn, want in Nederland kan ik vrijwel altijd min of meer doen en laten wat ik wil. Ik weet niet wie ik zou zijn als ik in Gaza zou wonen.
Die koppige jongeren in Gaza, en die obstinate professor van Bar-Ilan University zijn de mensen voor wie u zich primair betrokken zou moeten voelen bij dit eindeloze conflict. De extremisten in Jeruzalem, en de fundamentalisten in Gaza-stad zullen toch niet rusten voor zij elkaar vernietigd hebben: zij zijn uw sympathie niet waard, en slechts interessant vanwege de schade die ze aanrichten. Geef ze een stuk woestijn, en laat ze het uitvechten. Of breng ze naar Den Haag.
Het zijn de gematigde krachten voor wie we de straat op moeten gaan. Zij – en niet de huidige machthebbers – zullen misschien ooit, ongetwijfeld met veel pijn en moeite, een soort van vreedzame, vrije coëxistentie kunnen bereiken.
Het is mij dus een raadsel waarom Nederlandse jongeren bij Gazademonstraties zouden moeten wapperen met vlaggen vol islamitische leuzen terwijl in naam van datzelfde geloof hun leeftijdsgenoten door Hamas zo sterk worden belemmerd in hun dagelijkse leven. Het is voor mij onbegrijpelijk dat wij hier een Israëlische regering zouden verdedigen wier sympathisanten in de media oproepen tot de totale oorlog tegen alle Palestijnen. Het is ongehoord dat wij op zouden moeten komen voor krachten die vanwege de oorlog de vrije meningsuiting onder druk zetten in wat een soort van Westerse democratie zou moeten zijn. Dat is niet mijn vrije westen, vriend.
Inderdaad, we moeten überhaupt helemaal niet de straat op voor ‘Gaza’ of voor ‘Israël’ maar voor vrede, vrijheid, en die mensen die een normaal leven willen leiden zonder een conflict dat aan beide zijden gekaapt is door haviken met de hakken in het zand. En dat kan dan eigenlijk ook best wel samen, voor beide ‘kampen’ tegelijk, lijkt me: het gaat er niet om voor wie je intuïtief bent. Het gaat erom dat die ellende moet stoppen. Voor iedereen.