Geert Wilders zal zijn proces tegen hem niet bijwonen. Het is ‘een politiek proces ’ beweert hij. ‘Een proces tegen de vrijheid van meningsuiting’. Tijdens een regiezitting beweerde de advocaat van Wilders, Geert Jan Knoops, dat een deel van de aangiftes niet deugden. Het ging om voorgedrukte formulieren die onjuist waren ingevuld op gemeentehuizen en in moskeeën. Al eerder had Knoops gezegd dat Wilders ‘geen eerlijk proces’ zou krijgen, naar aanleiding van het feit dat bijna alle verzoeken om getuigen te horen waren afgewezen. Net zoals bij zijn vorige proces had Wilders een lange lijst van politici als getuige willen horen, waaronder niet alleen Samsom en Spekman, maar ook premier Rutte. Daar stemde de rechtbank tot ongenoegen van Knoops niet mee in. ‘Ik merk dat justitie vervelender wordt naarmate we stijgen in de peilingen.’ Wilders en zijn advocaat deden er alles aan om van het proces verdacht te maken. En met succes. De Telegraaf kopte op 29 oktober 2015: ‘Wilders wacht een oneerlijk proces.’ Dat vindt ook Jesserun d’Oliveira. Zelfs Rob Wijjnberg nam het, in De Correspondent, voor Wilders op, zo leek het even. Hij bestempelde het proces als ‘een politiek proces.’ In filosofische zin is het dat natuurlijk ook. Maar zo bezien was het proces tegen de moordenaar van Fortuyn ook een politiek proces. Staatsrechtelijk gezien is een proces pas dan politiek als de regering probeert de rechterlijke macht te beïnvloeden. Daar is geen enkel bewijs voor.
De geur van een complot tegen Wilders werd sterker toen Knoops op 17 maart 2016 (twee jaar na Wilders’ gewraakte Minder, minder optreden) meldde dat zijn computer gehackt was en dat daarbij zijn pleitnota gestolen was. Deze pleitnota bleek een dag voor de regiezitting al in handen van het Algemeen Dagblad. De reactie van Knoops was gericht op het ondergraven van de geloofwaardigheid van ons rechtsstelsel. Door het uitlekken van zijn aantekeningen – ‘een zeer vertrouwelijk stuk’ – was ‘een aanslag op het proces’ gepleegd. Een adequate verdediging was volgens hem nauwelijks mogelijk.
En zo bouwden Knoops en Wilders verder aan het beeld dat de Nederlandse rechtsspraak volkomen verziekt is, dat de rechters niet politiek neutraal zijn en dat Wilders niet in de gelegenheid gesteld wordt zich behoorlijk te verdedigen. Weliswaar verklaarde Knoops’ collega mr. Hiddema – die zeker niet vijandig staat tegenover Wilders – in het programma Van Liempt Live dat het lekken van de pleitnota heel gebruikelijk was en dat ook hij dat zelf ook vaak gedaan had om aandacht van de pers te krijgen, maar dat programma werd door weinig mensen bekeken en de uitspraken van Hiddema hadden nauwelijks effect.
Toch zal Knoops ook inhoudelijk goed beslagen ten ijs komen. Prof. mr. Paul Cliteur schreef op zijn verzoek een beschouwing waarin hij betoogde dat van een overtreding van de artikelen 137c en 137d geen sprake is geweest omdat de Marokkanen geen ras vormen. De aanklacht luidde immers dat Wilders zich ‘opzettelijk beledigend [zou] hebben uitgelaten over een groep mensen, te weten Marokkanen, wegens hun ras’. (art. 137c) Daarnaast was Wilders ook aangeklaagd wegens ‘aanzetten tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten Marokkanen, wegens hun ras.’(art. 137d).
Welnu, zo redeneert Cliteur, de Marokkanen vormen geen ras en dus zijn de artikelen 137c en 137d niet op Wilders’ uitspraken van toepassing. Het is een sterke redenering, omdat Marokkanen wel een gemeenschappelijke nationaliteit hebben en misschien ook wel een gemeenschappelijke afkomst (hoewel daarover valt te twisten), maar zeker geen raciale groep vormen. In het Parool van 15 september beweert Jesserun d’Oliveira dat mensenrassen niet bestaan, maar dat rassendiscriminatie niettemin strafbaar is. Dat blijft een vreemde redenering vergelijkbaar met het verbod op godslastering. God bestaat weliswaar niet, maar je mag Hem toch niet belasteren.
Nu zijn in het verleden (bij voorbeeld in het proces tegen Hans Janmaat) de artikelen 137c en 137d wel gebruikt om personen te bestraffen op grond van het aanzetten tot haat tegen personen wegens hun ras, terwijl het helemaal niet om ‘ras’ ging maar om hun buitenlandse afkomst. Cliteur meent dat een dergelijke ruime interpretatie niet terecht is. Daar komt nog iets bij: deze artikelen werden in het Nederlands strafrecht pas in 1971 geïntroduceerd op grond van het Internationaal Verdrag voor de Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie (IVUR, 1965).
Het merkwaardige aan het IVUR is dat het zich wel richt op de uitbanning van rassendiscriminatie, maar dat de opstellers nooit een definitie van een ras hebben gegeven. Sterker nog: sommige opstellers waren, net als Jesserun d’Oliveira, van mening van rassen niet (meer) bestonden. In die zin is het ook moeilijk te zeggen of het aanzetten van haat tegen ‘negers’ of ‘Chinezen’ wel onder artikel 137d zou mogen vallen. Gaat men uit van de stelling dat rassen niet bestaan (‘er bestaat maar een ras en dat is het mensenras’) dan zou de redenering van Cliteur ook hier op moeten gaan.
Als de rechters Cliteurs beperkte interpretatie van de wetteksten overnemen dan zou vrijspraak kunnen volgen. Maar als die weg gevolgd wordt is eigenlijk geen vervolging op grond van het aanzetten tot haat wegens ras meer mogelijk. Immers het OM moet dan uitleggen wat precies bedoeld wordt met ras en dat zal zij niet gaarne doen.
Dat neemt niet weg dat de voortekenen voor Wilders ongunstig zijn. De uitspraak ‘Minder, minder, minder’ is destijds ook bij Wilders eigen achterban slecht gevallen. Twee leden van de Statenfractie van de PVV in Friesland keerden de partij onmiddellijk de rug toe. Ook elders binnen de PVV was onrust ontstaan over de uitspraak. Tweede Kamerlid Joram van Klaveren verliet de PVV-fractie en sloot zich aan bij Louis Bontes, die de PVV een jaar eerder verlaten had. Ook Roland van Vliet verliet de fractie, maar sloot zich niet aan bij Bontes en Van Klaveren. Laurence Stassen, fractievoorzitter van de PVV in het Europees Parlement en lid van de Provinciale Staten Limburg, stapte op en zou voorzitter worden van VNL (Voor Nederland), een nieuwe Eurosceptische en klassiek liberale partij die door Bontes, Van Klaveren en Johan Driessen zou worden opgericht. Stephan Jansen, lid van de Provinciale Staten Zuid-Holland en beleidsmedewerker van Wilders, stapte ook over naar de VNL. In Almere wilde bijna de hele raadsfractie opstappen, maar men besloot toch samen verder te gaan als PVV-fractie.
Het maatschappelijk draagvlak is voor een eventuele veroordeling in het tweede Wildersproces aanzienlijk groter dan bij het eerste proces in 2009.