Dankzij achtereenvolgende onderzoeken van enige faam is komen vast te staan dat Nederland zowel heel gelukkig is als heel depressief. Wat verbaast, is dat nogal wat landgenoten die uitslag verbazingwekkend vinden. Of menen dat het niet allebei tegelijkertijd waar kan zijn. Daar snap ik dan, op mijn beurt, weer niks van. Zelf ben ik zo gek, of gedurfd, om te denken dat ik met een budget van nul euro, en zonder één dag onderzoek, geloofwaardig tot dezelfde conclusie zou kunnen komen. Want hoeveel onderzoek is er daadwerkelijk nodig om de voor de hand liggende observatie dat we voortdurend euforisch én ‘down’ zijn geloofwaardig te maken? Ik zou bijna zeggen: kijk naar het platte bommetje van Patty Brard bij ‘Sterren springen’. Ofwel: doe je ogen open, als het even kan ook je oren, en de bewijzen vliegen je in de bek. Met honderden tegelijk. Per dag.
We regelen alles steeds ‘beter’ (wetten, regels, de stapel blijft groeien), we weten steeds nauwkeuriger wat wie waar doet (‘big data’, here we come), we kunnen steeds meer aan onszelf boetseren (tot de utopische neus of strakke buik aan toe), we kunnen steeds meer handelingen op steeds meer verschillende plekken verrichten (geld overmaken of onze relatie verbreken via een schermpje op het toilet) en we kunnen steeds meer genezen (nog even en vele kankers zijn van hun dodelijke angel ontdaan). Kortom, op het eerste gezicht allemaal ‘redenen’ om gelukkig te zijn. Ware het niet dat deze kleine opsomming, voor wie een beetje doordenkt, tevens de exacte redenen bevat waarom we steeds neerslachtiger worden. Want welke van deze ontwikkelingen voedt de voor geluk broodnodige illusie dat wij er als persoon, als individu, nog toe doen? Geen enkele. Of we nu langer leven, er beter uitzien, welvarender zijn, meer handelingen op één plek kunnen verrichten, over een efficiëntere overheid beschikken of honderd vijftig jaar in plaats van tachtig op deze aardbol mogen rondlopen, als die ene onmisbare illusie – maak ik ergens onderweg een verschil, al is het maar een miniem verschil? – niet langer wordt gevoed maar afgebroken (hallo Google; welkom, Facebook), is al die zogenaamde ‘vooruitgang’ niet alleen volstrekt zinloos, maar intens wreed. Want wat blijft er, bijvoorbeeld, van schoonheid als genotbeleving over als iedereen zich tot Miss of Mister World kan laten verbouwen? Of virtueel in de Alpen kan wonen met uitzicht op de Mont Blanc? En wat is erger dan, lichamelijk gezond en krachtig, dag na dag te moeten wegzinken in het besef van je volslagen inwisselbaarheid? Zelfs in die cruciale microkosmos waar mensen nog ‘zin’ kunnen ervaren – binnen een liefdesrelatie of een gezin – neemt de druk toe bedrijfsmatig/industrieel te werk te gaan en meer en meer naar ‘elkaars sterke punten’ te kijken, alsof het een productie-eenheid is.
De makke van deze tijd is dat de westerse cultuur, en in toenemende mate de hele wereld, zich dwangmatig op het technologische en economische verhaal blijft concentreren en de psychologische keerzijde, nog steeds, verregaand negeert. Van ooit gewaardeerde tegenkrachten als wetenschap en journalistiek vernemen we zelden nog iets dat al die zogenaamd zegenrijke vooruitgang ter discussie stelt. Je struikelt over de onderzoeken en artikeltjes waarin tips en trucs voor langer leven, een betere relatie en een mooier uiterlijk rond worden gestrooid – zie het succes van een hijgerig weetjesblad als ‘Quest’, zie ook de onstuimige groei van apps die pretenderen je gezondheid te dienen. Ja, zelfs veel stukken op het lovenswaardige (en soms daadwerkelijk kritische) journalistenplatform van @decorrespondent lezen als brave sollicitaties om de lezer te mogen helpen bij het verrijken, verdiepen dan wel veraangenamen van zijn of haar bestaan, hetgeen door uitgever Ernst-Jan Pfauth, kort na oprichting, als – ‘mag ik even een teiltje?’ -‘oplossingsgerichte journalistiek’ werd getypeerd. Om te illustreren hoezeer de ‘vluchtheuvels’ van onafhankelijk denken aan het verdampen zijn, verwijs ik maar al te graag naar het laatste werkje van Arnon Grunberg, de tamelijk briljante verhalenbundel ‘Apocalyps’, waarin hij de kwaliteitskrant anno nu zeer treffend omschrijft als ‘het midden tussen een winkelbediende, een erotisch zangeresje en een adviseur die thuis is op diverse gebieden’. De tijd dat de Volkskrant zichzelf kritisch vond lijkt definitief voorbij; hoofdredacteur Philippe Remarque nam gisteren bij Buitenhof de gelegenheid te baat zijn krant ‘aantrekkelijk’ en ‘enthousiast’ te noemen, als leidde hij een meidengroep in plaats van een verondersteld kwaliteitsmedium. Alleen de Paus, ja, hóe ironisch (!), de Paus betrap ik dezer dagen op een bezield tegengeluid.
De positivistische informatiestroom past exact in de dominante narratief van de ‘eeuwige verbetering’ waar ook de wereldeconomie zich van harte aan laaft. Omdat zelfs wetenschap en journalistiek, ooit bakens van tegenkracht, vrijwel definitief ‘gekoloniseerd’ zijn door deze dominante vooruitgangsnarratief, is er voor wat ik nu maar even onbeholpen ‘niet-verbeteraars’ noem (levensgenieters, parasieten, zwervers, kunstenaars, overige onrendabelen) alsmaar minder ruimte, zowel fysiek als geestelijk, om wat hen aan onberedeneerde ‘esprit’ en natuurlijke ‘charme’ nog rest in stand te houden. Of, zoals een moderne filosoof het onlangs in een ochtendkrant met afschuw samenvatte: ‘Nut is een morele categorie geworden.’ Kort gezegd: wat ik niet snap, is dat al die hardwerkende CEO’s, doktoren, wetenschappers, bankiers, politici en opinieleiders, nota bene met al hun succesvol afgeronde opleidingen en psychologische testen, hun eigen tunnelvisie niet (willen) herkennen en, dodelijk eenzijdig, op het uitgebluste groeiverhaal blijven zitten, op iets waar grote delen van de wereld nog geen procentje extra geluk aan zullen ontlenen: meer spullen, meer regels, meer rekeningen, meer zorgen. Een magere één keer per jaar, tijdens het World Economic Forum te Davos, staat ‘depressie’ als aanstaande volksepidemie en economisch spelbederver serieus op de agenda van de elite, maar een clou bij het aanpakken ervan lijkt nog niet gevonden.
Om niet geheel in mineur af te sluiten, zou je kunnen zeggen dat het ‘moe gestreden’ West-Europa van alle welvarende economieën ter wereld misschien het dichtste neigt naar het omzetten van een knop of het toelaten van andere waardesystemen dan alleen de economische (hallo, Herman Wijffels). Maar op dagen, zoals vorige week, dat media en politiek plastic euforie creëren rond een ‘lousy’ 0,1% procent economische groei en het gros der Nederlanders zich daarin laat meeslepen, lijkt die hoop ijdeler dan ooit en, beweer ik, hoef je weinig aio’s of nieuwsgierige padvinders de straat op te schoppen om te constateren dat we geestelijk aan het randje van de afgrond staan.
Hoe depressief moet je wel niet zijn om van zúlk nieuws op te fleuren?
Hans van Willigenburg is naast journalist ook dichter, eindredacteur, schrijver, schrijfcoach en mede-initiator van @stadslog010. Zijn korte verhalen verschijnen sinds enige tijd op @torpedomagazine.