Iedereen weet dat genetisch gemanipuleerd voedsel le-vens-gevaarlijk is. Je kunt er de meest enge ziektes van krijgen. Goed, er zijn nog geen dooien gevallen, hooguit zijn er wat misselijke laboratoriummuizen gesignaleerd; en elders op aarde kauwt men al jarenlang probleemloos op gemanipuleerde groenten, maar hier in Europa komt die rotzooi er niet in. Dankzij een monsterverbond van groene en anti-agro-lobbies die jarenlang woorden tekort kwamen om deze potentiele massale vergiftiging te veroordelen.
Maar goed, het grootkapitaal heeft ook wat te vertellen en uiteindelijk (dat was in 2004) werd besloten dat GM-producten in de EU verplicht gelabeld moesten worden. Zodat intelligente, bezorgde consumenten dat soort producten konden mijden als de pest. En domme consumenten, die zouden vanzelf uitsterven. Een heerlijk gevoel hield de groene lobby daaraan over. Verschil moet er zijn! Maar de milieubewuste consument blijkt een gestoord, onvoorspelbaar wezen.
De Delftse onderzoekers Susanne Sleenhoff en Patricia Osseweijer deden twee jaar na de invoering van dat verplichte label onderzoek naar hoe consumenten daar in de praktijk mee omgaan. (Hun onderzoek verscheen pas afgelopen week.) Ze vroegen dus niet alleen naar de mening van de consument, maar keken ook eens goed in het boodschappenkarretje. Wat die meningen betreft bleek voor de zoveelste keer dat de supermarktbezoeker donders weet wat je tegen een enquêteur moet zeggen. Driekwart zei te weten dat GM-producten inderdaad voortaan gelabeld moeten zijn. Ruim de helft beweerde zonder met de ogen te knipperen dat ze de labels op de verpakking bestudeert. Mooi hè!? Maar zestig procent kon niet vertellen hoe ze een GM-product zouden kunnen herkennen.
Nog zoiets: 75 procent van de ondervraagde shoppers zei dat GM-producten uiteraard ‘ongewenst’ waren. Maar slechts 30 procent zei dat ze het kopen het kopen van GM-producten echt vermeed. De overgrote meerderheid deed bezorgd, maar couldn’t give a shit. En ondertussen had een kwart van hen toch een GM-product gekocht. Wat best knap is, want zoveel GM-producten waren (en zijn) er in supermarkten niet te vinden. Men heeft simpelweg geen benul waar men het over heeft. Wanneer aan consumenten die een GM-product hadden gekocht werd gevraagd of ze wisten of ze zoiets hadden gekocht, dacht bijna de helft dat dat niet het geval was; twintig procent dacht van wel en dertig procent wist het niet.
Conclusie: de milieubewuste consument huilt vooral mee met de wolven in het bos. Hij (vaker zij, daar in de supermarkt) doet graag alsof ze vreselijk begaan is met het milieu, en vreselijk bezorgd over hun gezondheid. Maar dat zijn vooral persoonlijke noodkreetjes. Hartstochtelijke zuchtjes bedoeld om aan te geven dat het moderne leven zo zwaar is. Vertederende uitingen van dat moderne slappe levensgevoel, waarbij we zo graag denken dat we vreselijk kwetsbaar en weerloos zijn. Maar het betekent niks. Eenmaal losgelaten in de supermarkt, wanneer ze de kans krijgen om woorden in daden om te zetten, dan gaat alle bezorgdheid subiet overboord. Dan lopen ze door de winkel, zichzelf toeliegend: ‘wat ben ik toch bewust bezig!’
En ondertussen smijten ze de kar gewoon vol.