Column

God hoort niet thuis in moderne Troonrede

12-09-2014 17:38

“U mag zich in uw zware taak gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden.” Het is de afgelopen jaren de afsluiting geweest van de troonrede op Prinsjesdag. Voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) kan daar nog wel een schepje bovenop. PKN-voorzitter Karin van den Broeke riep de koning recentelijk op om ‘God meer te noemen’. Zij vindt dat Willem Alexander in publieke optredens te weinig gebruik maakt van zijn christelijke overtuiging ‘om de staat te herinneren aan het Koninkrijk van God’. Hiermee lijkt zij te willen aansturen op een terugkeer naar de tijden van de openlijk protestantse Beatrix. Echter zou een modern koningschap in onze ogen recht moeten doen aan de diversiteit in de Nederlandse samenleving, evenals de scheiding tussen kerk en staat. De troonrede dient daarom religie-neutraal te zijn.

De moderne monarch

Het staatshoofd is in de loop van de geschiedenis steeds verder uitgegroeid tot symbool van eenheid binnen Nederland, terwijl zijn rol bij staatsaangelegenheden drastisch is beperkt. Deze transitie begon toen halverwege de negentiende eeuw de regeringsverantwoordelijkheid bij de ministers kwam te liggen, en eindigde in 2012 toen werd besloten dat niet de koning, maar de Tweede Kamer de (in)formateur mocht aanwijzen. Wat is overgebleven: een staatshoofd wiens formele politieke rol nagenoeg volledig is uitgekleed. Hierdoor kan hij zich als een ‘moderne monarch’ ten volle storten op zijn ceremoniële taken, waarbij zijn rol als samenbindend publiek figuur de boventoon voert.

In deze context steekt het nogal dat Willem-Alexander zich tijdens de troonrede als symbool van nationale eenheid presenteert aan zijn religieus verdeelde volk, terwijl zijn vocabulaire laat doorschijnen dat hij in deze taak gestuurd wordt door een christelijke God – een God die nog slechts door een afnemende minderheid van de Nederlandse populatie erkend wordt. Daarom zou het de koning beter passen zijn rol als ‘moderne samenbinder’ ook van uiting te laten komen in het koninklijk taalgebruik, waarbij onvermijdelijk de protestantse inslag van het huis Oranje-Nassau naar de achtergrond dient te worden gedreven.

Het ‘goddeloze’ maar neutrale koningschap

Het weglaten van God uit de Troonrede en andere koninklijke toespraken zou bovendien grote eer betuigen aan de scheiding van kerk en staat. Want de koning mag dan wel zijn politieke veren hebben afgeworpen, hij is nog altijd hoofd van de staat der Nederlanden – en dat in een tijdperk waarin de maatschappij een veel minder christelijk stempel draagt dan bijvoorbeeld in de tijd van zijn voorgangers Willem I, II en III. Een moderne koning zou, in de geest van de hedendaagse samenleving, zich bewust moeten zijn van het seculiere karakter van Nederland wanneer hij in het openbaar spreekt.

Juist de troonrede zou een mooi startschot kunnen vormen van het ‘goddeloze’, maar neutrale koningschap. De ministers uit het non-confessionele kabinet van PvdA en VVD stellen de koninklijke toespraak momenteel op. Zullen zij rekening houden met de vele religies die dit land telt? Willen zij deze keer die felbevochten scheiding tussen kerk en staat we lin de troonrede terug laten komen? Wij hopen van wel. Dan worden de troonrede en het koningshuis een beetje meer van iedereen, of je nu het Christendom, de Islam, het Jodendom of het Humanisme aanhangt.