Het is als een rondreizend circus: de Paraview Paranormaalbeurs. De pendelaars, kaartleggers en piskijkers trekken voortdurend door het land, en slaan her en der hun tenten op. Binnenkort weer in Utrecht, wat algemeen beschouwd wordt als het hoogtepunt van hun spiritueel-commerciële ommegang. En het moet gezegd: aan belangstelling is geen gebrek. Het aantal bezoekers van dergelijke zweefbeurzen is al jaren redelijk stabiel. Maar dat betekent niet dat er wat betreft ‘spiritualiteit in Nederland’ niks verandert.
Wie de cijfers ziet, ziet dat er langzaam maar zeker een steeds diepere kloof ontstaat tussen het restant van ‘gelovers’ en de massa der ongelovigen.
De grote massa der Nederlanders gelooft tegenwoordig nergens nog in. Niet meer in de God van hun vaderen, en ook niet meer in genezende stenen en dat soort zooi. We zijn volstrekt ongelovig – en zeer gelukkig.
Spiritualiteit – nog iets van gehoord de laatste jaren? Waarschijnlijk niet. Het onderwerp is in de ‘gezaghebbende’ media in ieder geval morsdood. En zoals gebruikelijk weerspiegelt deze media-trend een nationale trend. We geloven steeds minder.
Een recent overzicht van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Zwevende Gelovigen, de tweede druk verscheen vorige maand) is af te lezen dat ons geloof in het bovennatuurlijke steeds verder afkalft. De enige twee alternatieve geloofjes die traditioneel hoog scoren en dat nog steeds wel doen, zijn homeopathie en yoga. Respectievelijk rond de 40 en 30 procent van de bevolking gelooft dat dat ergens goed voor is.
Geloof in helderziendheid is ook nog redelijk aanwezig (rond de twintig procent), maar verder scoren alle andere vertederende overtuigingen uit het occulte verleden niet meer dan rond de tien procent die zegt dat ze ‘zeker’ waar zijn: reïncarnatie 13 procent, geesten en spoken: 14, astrologie 11, vliegende schotels 8 procent.
Dat homeopathie en yoga nog goed scoren, is niet verwonderlijk. Homeopathie wordt wel tot de ‘alternatieve’ of ‘occulte’ bezigheden gerekend, maar valt daar eigenlijk buiten. Het is immers geen geloof maar een commerciële activiteit. Een vorm van boerenbedrog die via reclame en niet te vergeten de schappen van de apotheken, een vorm van status heeft weten te verwerven. Vrijwel elke Nederlanders kent wel iemand die zegt dat ze baat heeft gehad bij homeopathie, en dan wordt het erg lastig om een hard negatie oordeel te vellen. Daarmee maak je je niet populair.
Ongeveer hetzelfde geldt voor yoga. Dat is inmiddels volstrekt gestript van al zijn spirituele betekenis en gewoon een vorm van ontspanning geworden; het zoveelste onderdeel van het weekprogramma van de sportschool. En iedereen kent wel iemand die zwéért bij yoga, die zegt dat ze er zo heerlijk fris en gezond bij blijft.
Yoga is zó vreselijk niks dat het opnieuw heel moeilijk is om daar in het openbaar een hard oordeel over uit te spreken. Al zal deze muffe bezigheid ongetwijfeld ook een keer sneuvelen onder het commercieel geweld van weer een andere fitness-trend.
Interessanter dan de resterende 10 procent van de bevolking die altijd al zweefde en nog steeds lekker zweeft (en Paraview hoogst leerzaam vindt) is de groep daaromheen: de twijfelaars. De groep die zegt: “Wie weet is er toch iets waar”.
De groep die, door te twijfelen, het bovennatuurlijke nog enige geloofwaardigheid verschafte.
Het percentage dat heilig gelooft is in de twaalf jaar van 1994 tot 2006 (de twee jaren waarin grootschalige enquêtes zijn verricht), niet echt veranderd; maar het percentage mensen dat twijfelt over zaken als tarot, pendelen, zen, bioritmes, ufo’s et cetera is tientallen procenten gedaald.
Deze groep is overgestapt naar ‘ik geloof er niks van’.
De twijfel van weleer heeft plaats gemaakt voor regelrechte afwijzing. De nieuwsgierigheid, de aantrekkingskracht, is verdwenen. Vandaar dat u er ook bijna niks meer over leest, ziet of hoort.
De grens tussen gelovers en niet-gelovers in het paranormale is de laatste decennia een stuk scherper geworden. Wanneer we vage uitlatingen over een ‘iets’ dat de kosmos toch zou moeten besturen even laten voor wat ze zijn (nep-intellectuele kletspraat), dan moet de conclusie luiden dat het grootste deel van de Nederlanders nergens nog in gelooft. De theorie dat ‘spiritualiteit’ een alternatief of surrogaat vormde voor het oude, verloren gegane geloof in God de Vader, blijkt niet waar. Wellicht is er een generatie geweest die deze uitvlucht zocht, maar dat zoeken lijkt voorbij.
Afgezien van de kleine kern die blijkbaar niet zonder bovennatuurlijke praatjes kan leven, kan de meerderheid inmiddels heel goed zonder ‘spiritualiteit’.
De theorie dat de mens ‘van nature’ in het bovennatuurlijke gelooft, ‘religieus’ is en een hang heeft naar het hogere, mag in de prullenbak. Niet alleen God, ook de spiritualiteit heeft in dit land zijn tijd gehad. Het zijn hobby’s voor minderheden geworden.
God is dood, en de New Age ook. God zij dank.