De heer Houwers kwam in 2012 in de Tweede Kamer. Als nummer 43 op de VVD-lijst verkreeg hij ruim 3.700 voorkeurstemmen, aardig wat voor een nieuwkomer. Een jaar later werd er een strafrechtelijk onderzoek tegen hem ingesteld. Na overleg met de VVD-Tweede Kamerfractie stapte hij (tijdelijk) op. Het onderzoek eindigde onlangs in een schikking. Niet lang daarna kwam er ineens een Kamerzetel vrij en Houwers werd door de Kiesraad benoemd verklaard. Hij aanvaardde die benoeming. Toen barstte de bom. Fractievoorzitter Zijlstra zei: “In de VVD is geen plaats voor fraudeurs”. Houwers werd uit de fractie en de partij gezet en ging verder als onafhankelijk Kamerlid. Niet chique in zijn geval. Maar binnen de Kieswet, die in feite zegt dat een Kamerlid een eigen mandaat van de kiezers heeft. De woede van Zijlstra en anderen leidde tot de vraag: doen we er iets aan en zo ja, wat?
Die vraag is niet nieuw. Vijftig jaar geleden zaten er door de versplintering van toen ook al eens 15 fracties in de Tweede Kamer. Nu schijnt er te worden gepoogd wat in de marge te rommelen. Opstappers zouden wat minder spreektijd en wat minder geld voor ambtelijke ondersteuning moeten krijgen. Wat schieten we daarmee op? Kamerleden die uit hun fractie willen stappen, zullen zich daardoor echt niet laten weerhouden.
Overigens had het verdwijnen van Houwers uit de VVD geen politiek-inhoudelijke grond. Eerdere afsplitsingen hadden die wel. Zo was er in 1968 het uit de KVP-fractie treden van drie Kamerleden, die het niet eens waren met het optreden van hun fractie in de ‘Nacht van Schmelzer’ en met wat zij noemden ‘de rechtse koers’ van hun partij.
In 1970 stapten twee leden op uit de PvdA-fractie, onder wie Frans Goedhart – oud-verzetsman en hoofdredacteur van Het Parool. Ook hier was de reden van politieke aard. Ze keerden zich tegen de in hun ogen anti-Amerikaanse opstelling van hun partij, en tegen het oprukken van Nieuw-Links.
Sommige politieke leidslieden willen nu een wetswijziging, die ook dat soort afsplitsingen onmogelijk maakt. Dat mag nooit gebeuren. Dat zou volksvertegenwoordigers die op essentiële punten bezwaar hebben tegen de koers van hun partij, dwingen òf uit de Kamer te stappen, òf onder het juk van de leiding van hun partij door te gaan. Maar een Kamerlid is geen knecht, geen lijfeigene van zijn partij.
In de tachtiger jaren van de vorige eeuw wilde de top van de VVD het Kamerlid Theo Joekes niet meer op de lijst zetten. Vooral vanwege zijn onafhankelijke opstelling in de RSV-enquète. De heisa die toen ontstond leidde ertoe dat hij toch op de lijst werd gezet, maar op een onverkiesbare plaats. Wat gebeurde er? Joekes kreeg van de kiezers zo veel voorkeursstemmen dat hij in zijn eentje goed was voor vijf zetels! Nooit vertoond.
Handen af dus van die Kamerleden die zich om politieke redenen afwenden van hun fractie. Daar is moed voor nodig. Je komt onder druk te staan, hoon is je deel. Een Kamerlid heeft een eigenstandige positie, hij vertegenwoordigt het Nederlandse volk. Dat moet zo blijven.
Gevallen als Houwers zijn slechts een vervelende uitwas van een goed systeem.