Voor een Kafka-liefhebber als Alex Brenninkmeijer, moet het een fascinerende wereld zijn die hij afgelopen jaar heeft leren kennen. Als Nederlands lid van de Europese Rekenkamer (ERK) heeft hij de taak de financiën van alle instellingen en landen die geld krijgen van de EU, te controleren. Vorige week heeft hij terecht forse kritiek geuit op de wijze waarop EU-lidstaten omgaan met geld van de Europese belastingbetaler.
Voor het twintigste jaar op rij heeft de ERK de verantwoording van de Europese uitgaven afgekeurd, vanwege het hoge foutenpercentage (4,7 procent, ofwel bijna zeven miljard euro). Het gaat dan bijvoorbeeld om subsidies die voor het midden- en kleinbedrijf bestemd zijn, maar terechtkomen bij bedrijven die eigendom zijn van multinationals. Brenninkmeijer noemt de lidstaten ‘onbetrouwbaar’ en beticht ze van ‘materialisme’: iedereen wil zo veel mogelijk mee-eten uit de EU-ruif, ook al hebben andere landen het geld misschien veel harder nodig.
Afgelopen week nog zei minister Plasterk dat hij Europese landbouwsubsidies het liefste zou zien verschuiven naar stedelijke ontwikkeling. Hij sprak de ambitie uit dat Nederlandse steden zich kunnen meten met de wereldtop. Maar waarom zouden dergelijke prestigeprojecten gesubsidieerd moeten worden met Europees geld? Dat geldt overigens voor talloze andere projecten die EU-subsidie ontvangen. Zo maakt Nederland gebruik van een subsidie voor schoolfruit, terwijl het officiële standpunt is dat schoolfruit een nationale zaak is. En wat te denken van de spookvliegvelden die Polen liet bouwen voor een Europees prijskaartje van 100 miljoen?
De meerjarenbegroting voor de EU voor 2014-2020 bedraagt 960 miljard. Nederland draagt daar jaarlijks ongeveer zeven miljard aan bij. Landbouwsubsidies en het verbeteren van de concurrentiekracht vormen twee van de zwaarste kostenposten. Daar valt echter veel op af te dingen. Zo gaat er weinig geld naar kleine bedrijven. Het Europese landbouwbeleid belemmert de concurrentiekracht van Afrikaanse boeren. Een deel van het geld voor achterstandsregio’s komt terecht in relatief rijke lidstaten. Winstgevende multinationals zoals ING, Unilever en Philips strijken miljoenen op om de werkgelegenheid in arme regio’s te stimuleren. Dit rondpompen van geld moet stoppen. Het is ineffectief en bovendien komt het geld vaak in verkeerde handen terecht.
Om fraude een halt toe te roepen wil de Europese Commissie nu een Europees Openbaar Ministerie oprichten. Maar daarmee wordt de justitie van nationale staten opzij gezet. Er is een veel effectievere oplossing: halveer de meerjarenbegroting en beperk de fondsen tot de armste lidstaten van Europa en tot grensoverschrijdende projecten die helpen bij innovatie.
Zo komt het geld terecht waar dit het hardste nodig is, wat het draagvlak voor Europa ten goede komt. Nederland moet het voorzitterschap van de Europese Unie in 2016 gebruiken om een eind te maken aan het verspillen en rondpompen van geld.