De ontboezeming van de linkse activiste Anne-Fleur Dekker (Vanaf hier AFD) dat ze op negentienjarige leeftijd abortus had laten plegen, baarde veel opzien. De beschrijving die AFD in een artikel op Joop.nl gaf van de vernederende behandeling die ze in een private abortuskliniek moest ondergaan, vervulde me weer eens met weerzin en woede jegens de Nederlandse overheid die hier verantwoordelijk voor was. Het is een godverdomde schande dat AFD tijdens een uur durend intakegesprek een mannelijke verpleger in detail over haar seksleven moest vertellen, dat ze zich van die man seksuele voorlichting op het niveau van VWO 1 moest laten welgevallen en dat hij haar onder morele druk probeerde te zetten om van abortus af te zien met het argument dat ze, eventueel met hulp, het kind financieel best zou kunnen onderhouden. Het zou lachwekkend zijn als het geen godverdomde schande was dat AFD tot driemaal toe verbaal moest bevestigen dat ze een abortus wilde.
En het is een godverdomde schande dat AFD vervolgens ongevraagd een uitgeprinte echo van het embryo in haar handen kreeg gedrukt met de mededeling dat ze dit zou ‘afstaan’ en dat ze een contract met de Rijksoverheid moest tekenen waarin ze verklaarde dat ze zich ervan bewust was dat de abortus een potentieel leven beëindigde, dat ze dit vrijwillig en bij vol bewustzijn deed, dat ze wist dat ze er een psychologisch trauma aan kon overhouden en, je gelooft het haast niet, dat ze wist dat de abortus onomkeerbaar was. Abortus is legaal in Nederland. Het is daarom een godverdomde schande dat de Nederlandse overheid haar staatsmoraal opdringt in een kwestie waar alleen de persoonlijke moraal van de vrouw zou moeten gelden. Terecht schrijft AFD dat ze zich behandeld voelde als een klein kind dat de gevolgen van haar daden nog niet kan overzien.
Abortus is geen kattenpis en gaat je niet in je koude kleren zitten. Niet voor niets draagt AFD’s artikel de ondertitel: ‘Spijt heb ik tot op de dag van vandaag niet, maar ik voel me wel schuldig over het feit dat ik me niet schuldig voel over de abortus.’ Dat zal dan wel die wijd openstaande deur in dat abortuscontract zijn dat je een psychologisch trauma aan een abortus kunt overhouden. AFD schrijft dit gevoel niet alleen toe aan de vernederende en kleinerende behandeling die ze in de abortuskliniek kreeg, maar ook aan een door haar ervaren taboe rond abortus in Nederland. Of dat laatste gevoel terecht is, weet ik niet. Ik denk dat het wel meevalt met dat taboe in Nederland, maar misschien komt dat omdat AFD en ik ons in andere kringen bewegen. Volgens AFD blijft het taboe op abortus bestaan omdat het geassocieerd wordt met moord, wat het gevolg zou zijn van een succesvol frame door pro-lifers. Zoals bekend, beschouwen die pro-lifers het embryo vanaf de conceptie als een volwaardig mens. Het beëindigen van dat mensenleven door abortus komt voor hen neer op moord. AFD is het daar niet mee eens. In haar artikel op Joop.nl schrijft ze dat ze niet geloofde dat het kleine klompje cellen dat op dat moment in haar buik groeide ‘al echt een kind was’.
Het spijt me voor AFD, maar dat kleine klompje cellen was wel degelijk al echt een kind. Het embryo is voor zijn bestaan geheel afhankelijk van de moeder, maar het is geen deel van de moeder. Het is een ander persoon, met een unieke genetische code. En het doet niet ter zake of bij dat embryo al sprake is van bewustzijn. Bij abortus wordt aan het embryo de kans ontnomen om uit te groeien tot een mens met bewustzijn en dat komt op hetzelfde neer als het doden van een mens die reeds een bewustzijn heeft. Afwezigheid van bewustzijn lijkt me trouwens een gevaarlijk criterium voor de vraag of een mensenleven beëindigd mag worden, want dan zouden we ook de levens van comapatiënten, dementerende bejaarden en zwakzinnigen zonder hun toestemming mogen beëindigen. Dat zouden we moord noemen. Abortus is dus moord. Gelegaliseerde moord. Niet voor niets zijn in het Wetboek van Strafrecht de regels voor de procedure vastgelegd.
Ben ik dan tegen abortus? Absoluut niet, integendeel zelfs. Ik ben alleen tegen de simplistische argumenten die door de voor- en tegenstanders van abortus worden gebruikt. Ik ben voor meer realisme in een erg theoretische discussie. Ik ben voor meer volwassenheid en morele eerlijkheid. Voor alles wil ik er nogmaals op wijzen dat abortus legaal is in Nederland. Dat is de democratische consensus in dit land en dat slaat al de belangrijkste argumenten uit de handen van de tegenstanders. Verder stoort het me aan de tegenstanders dat ze hun persoonlijke, vaak religieus geïnspireerde moraal proberen op te dringen aan vrouwen die deze moraal niet delen. Ook vind ik hun oplossingen (‘Hulp aan moeder én kind’) voor een ongewenste zwangerschap simplistisch. Ze willen niet onder ogen zien dat een ongewenste zwangerschap het leven van een meestal jonge vrouw kan verwoesten. De voorstanders van abortus verwijt ik het simplisme dat ik in de voorgaande paragraaf heb beschreven. Ze houden zichzelf voor de gek met hun mantra dat het embryo nog niet ‘al echt een kind’ is.
Het leven kan hard, moeilijk en gevaarlijk zijn. Er zijn vaak geen mooie, makkelijke oplossingen voor de problemen die het leven stelt. Er is weinig voor nodig om een slachtoffer te worden en wie daar geen trek in heeft, moet dikwijls zelf een dader worden. Dat begint al met de noodzaak tot eten. We moeten ander leven doden om zelf te blijven leven, dat geldt zelfs voor veganisten. Dit is nu eenmaal de fundamentele onrechtvaardigheid van het leven op deze aardkloot. Een leven zonder schuld is niet mogelijk, we kunnen er alleen naar streven die schuld zo klein mogelijk te houden. Hoe? Door bijvoorbeeld condooms te gebruiken. Helaas hebben die AFD niet geholpen. Toen ze ongewenst zwanger bleek, zag ze haar leven in elkaar storten. ‘Daar stond ik, amper 19 jaar, mijn tijd volledig in beslag genomen door de kunstacademie waar ik aan studeerde, zonder vaste woning en inkomen. Maar wél met ontelbare dromen, plannen en ambities voor de toekomst. Een eventueel kind zou dat alleen maar dwarsbomen. Misschien is dat een egoïstische gedachte, maar ik geloofde niet dat het kleine klompje cellen dat op dat moment in mijn buik groeide al echt een kind was. De cellen leefden en hadden de potentie om een mens te worden – maar dat was het nog niet.’
Zoals ik al eerder betoogde, is die laatste gedachte zelfbedrog. AFD zag haar leven in elkaar storten en koos ervoor haar kind op te offeren om er geen slachtoffer van te worden. Dat is een keuze die voortkomt uit haar persoonlijke moraal. Ik vind, omdat ik niets beters kan bedenken, dat een mens altijd zijn of haar persoonlijke moraal moet gehoorzamen, ongeacht juridische of andere consequenties. De eigen principes, goed of slecht, moeten het handelen bepalen, alleen dan leeft een mens ten volle. Ik weet niet hoe ik AFD’s keuze moet kwalificeren. Ik kan zeggen dat ze haar leven heeft gered, maar een enorme schuld op zich heeft geladen. Ik kan het ook omdraaien en zeggen dat ze een enorme schuld op zich heeft geladen, maar haar leven heeft gered. Dat laatste is ook wat waard. Ik weet het niet. Ik weet alleen dat wie niet voor dezelfde keuze heeft gestaan makkelijk praten heeft. Laten we niet vergeten dat ze een meisje van negentien was. Geen kind meer, maar nog heel erg jong. Laten zij die niet voor dezelfde keuze hebben gestaan zich daarom gelukkig prijzen.