Persoonlijk heb ik niets tegen hoeren, integendeel. Ik heb alleen maar achting voor ze. Dat heeft te maken met de cultuur waar ik vandaan kom. Ik kom namelijk uit een van die vele culturen waarin het als kwetsend wordt gezien om andermans moeder voor hoer uit te maken. En de reden dat het als kwetsend wordt gezien, heeft meer met de geheiligde positie van de moeder te maken dan met de onheilige positie die, vooral in christelijke culturen, aan hoeren wordt toegekend. Kijk maar naar de abjecte manier waarop Maria Magdalena door de Kerk is weggezet. Het eerste wat de moeder van Jezus tegen deze vrouw zou hebben gezegd, is: ‘Ben jij de hoer met wie mijn zoon in zonde leeft?’
Als hoeren al in een onheilige positie verkeren, dan is het wel omdat criminelen misbruik van ze maken of omdat andere vrouwen zich door hen bedreigd voelen. Eerlijke mannen willen niets liever dan een dame op straat en een hoer in bed, waar of niet?
Er is al veel over gezegd en geschreven, maar in de maatschappelijke discussie die door de documentaire van Sophie Peeters is ontketend, stoort mij de als nobelheid en emancipatie verhulde hoerenhaat die uit zowat alle reacties, van links tot rechts, gemanifesteerd wordt. Sommige anderen, puberale clowns met plakbaarden, provoceren het debat door te stellen dat ze het er zelf naar maakt, omdat ze niet als een zwart spook gekleed gaat. Wat een schijnheiligheid, wat een onzin! Hoeren zijn eervol. Je kunt beter hoer zijn dan je hand ophouden. Het getuigt van karakter en zelfstandig ondernemerschap. Ik zeg: heilig de hoer!
Graag wil ik berichten over mijn persoonlijke ervaring met die ene Marokkaanse hoer die ik in mijn leven geneukt heb. Nu ja, geneukt?
Ik was zeventien jaar en mijn ‘vrienden’, die het door de bloeiende hasjhandel aan niets ontbrak, vonden dat de tijd was gekomen voor mij om ontmaagd te worden. Ze namen mij mee naar de prachtige Marokkaanse stad Meknes. Het is een ervaring die ik nooit zal vergeten. Na een culturele middag in het nabijgelegen Volubilis, een Romeinse nederzetting, en een copieuze maaltijd in een restaurant waar je met handschoentjes werd bediend, togen we naar een nachtclub. Het buitenlandse bier, een delicatesse daar, vloeide rijkelijk; de livemuziek dreunde feestelijk en de nog onbezette hoeren lonkten zich scheel. Mijn blik viel al snel op de minst lonkende, minst opgedirkte, minst vrolijke. Tjonge, wat keek zíj chagrijnig! Toch wist ik het zeker, ik wilde háár en niemand anders. Ze had iets ongenaakbaars. Diep onder de indruk was ik. Ik trakteerde op een buitenlands biertje, daarna namen we de taxi naar het luxe appartement waar ik met mijn kameraden verbleef. Onderweg vertelde ze dat ze 23 jaar en ongesteld was.
Ook zei ze dat ze tandartsassistente was. Haar naam wilde ze echter niet geven. Zelf zei ik dat ik 21 jaar was en zeer bedreven in de minnekunst. ‘Ik heet Omar’, zei ik.
Eenmaal in bed kreeg ik het condoom niet om mijn steeds verslappende lid. Hulp kreeg ik niet, zij bleef liggen als een plank. De enige vingers die ze uitstak, gebruikte ze om een sigaret aan te steken. Ze rookte de ene sigaret na de andere. Ach, wat voelde ik me klein. Ik wilde zo graag laten zien dat ik mijn mannetje stond, maar wist van toeten noch blazen. Hulpeloos was ik. Waar was mijn moeder? Ik kon wel janken. Ja, mijn totale gebrek aan ervaring botste hard op haar totale gebrek aan zin, of wat het ook was waardoor ze zo afstandelijk deed.
Liet ik mij kennen? Welnee. Ik verontschuldigde mij grootmoedig voor mijn wanprestatie en betaalde haar het dubbele van wat ze vroeg, in de hoop mijn gezichtsverlies te compenseren. Daarna ging ze. En ik bleef achter met een gedeukt ego en een zowat heilige achting voor de hoer.
Ik was genaaid, en goed ook. Dat begreep ik van mijn vrienden. Ze moesten hard lachen toen ik vertelde hoe het mij vergaan was. Ze had misbruik gemaakt van mij, wisten ze. Ervaren als zij was, had ze natuurlijk direct gezien wat voor vlees ze in de kuip had. Maar niet getreurd, de initiatie was hoe dan ook geslaagd. Het waren dit soort ervaringen die van een jongen een man maakten.
De achting die ik voor hoeren had, en die in Marokko is ontstaan, is allang niet meer wat hij was. Dat heeft alles te maken met de heroïnehoertjes die ik op een gegeven moment hier in Nederland op straat zag. Eentje probeerde me zelfs aan te randen, op de stoep voor mijn studentenpand. Het onmens greep naar mijn gulp, voor vijf euro zou ze me pijpen. Ik moest haar hard wegduwen om ervan af te zijn.