Column

Het conflict tussen de Denker en de Sporter

24-08-2012 11:00

Vroeger was hij iemand met een begenadigd spelinzicht. Niet voor niets speelde hij op ‘10’. Hij was de beste.  Dat wil zeggen: als hij de bal had, wist hij wat ermee gedaan moest worden. Zijn techniek was voldoende om het spel te versnellen of te vertragen. Toegegeven, hij was wat langzaam in die tijd en ook fysiek beschikte hij niet over alle eigenschappen om in de top mee te draaien. Maar wat hij wel wist, was dat hij de cognitieve capaciteiten bezat om anderen te onderwijzen in Het Voetbalspel.

De Denker
De ‘10’ van vroeger werd de nummer 1 van het trainersgilde. De sporter van weleer werd een uitgesproken denker. Luidkeels en welbespraakt verkondigde hij zijn voetbalvisie, waarna successen niet konden uitblijven. De UEFA-cup winnen op je 40e, de Champions League-trofee die drie jaar later volgde… Ja, dit alles bewees wel dat hij het altijd bij het recht eind zou hebben.

Hij vervolgde zijn weg in Spanje, het walhalla van het voetbal op aarde. Niets stond hem in de weg om zijn filosofie ook buiten zijn landsgrenzen aan mindere goden op te leggen. Totdat bleek dat men steeds minder gecharmeerd was van zijn commentaar en analyses. Hij bedoelde het toch zo goed, hij had toch alle wijsheid in pacht? Dat journalisten hem niet begrepen was tot daaraan toe, maar toen zelfs de door hem grootgebrachte voetbalpubers hem niet meer serieus namen, had dit desastreuze gevolgen…

De Sporter
Hij weet het nog goed. In 1991 werd hij tijdens de Talentendagen van Ajax gescout, waarna hij moeiteloos de door een voetbalvisionair hervormde jeugdopleiding doorliep. Toegegeven, deze man had veel verstand van voetbal, getuige zijn huidige resultaten bij het eerste elftal. Zelf ging het hem ook behoorlijk voor de wind. Op zijn geliefde nummer 10-positie maakte hij moeiteloos de overstap naar het eerste elftal. Mensen kwamen superlatieven tekort om zijn talenten te beschrijven. Terwijl, hoe moeilijk was het nou eigenlijk om met twee benen even goed te kunnen schieten? Gewoon een kwestie van doelgericht trainen.

Hij had er altijd lol in gehad. Zo ontzettend veel plezier. Gewoon tegen een bal aan blijven trappen totdat je niet meer kon. En zelfs dan nog met een lach op je gezicht aanschuiven voor een bord aardappelen, groente en vlees. Hoewel hij zich altijd op en top een Hollander is blijven voelen, was hij op zijn plaats geweest in Madrid. En nu ook weer in Milaan. Zijn onnoemelijke plezier in het voetbal, zijn onuitroeibare wil om beter te worden en zijn uitgesproken meningen hadden hem veel gebracht. Ja, hij had zijn nationale elftal zelfs naar een WK-finale geleid.

Hij was nu alweer 28, maar wat hem nu overkwam had hij nog nooit meegemaakt. Opeens was er niets meer aan als hij met de andere Hollandse jongens bij elkaar kwam voor een lekker potje voetbal. Hij begreep ook wel dat het elftal van het land dat hij vertegenwoordigde een coach nodig had die de boel bij elkaar hield. Maar deze man, die hij toch al meermaals was tegengekomen in zijn voetballende leven, was een blok aan zijn been. Hij had hem dan wel aanvoerder gemaakt –volkomen terecht natuurlijk–, maar hier kon hij niet meer mee omgaan. Wat kon hij beginnen?

De Dialoog

Denker: “Nee Wesley, zo doe ik dat niet. Wat jij moet doen is juist naar voren lopen bij balverlies. Als de linkercentrale verdediger inschuift, kijk dan waar de ‘8’ loopt. Als die meer dan 15 meter van je vandaan is, ga je in de lijn van de rechtercentrale verdediger en diezelfde ‘8’ staan.”

Sporter: “Maar coach, als ik daarover ga nadenken ben ik mezelf niet meer, ik….”

Denker: “Waar het om gaat is dat er dingen moeten veranderen. Dingen moeten anders. Ik heb jou verantwoordelijk gemaakt, neem die verantwoordelijkheid dan ook.”

Sporter: “Maar die neem ik ook! Als ik in het veld merk dat het niet loopt, eis ik de bal op. Als ik de bal niet heb, speel ik mezelf vrij. Zo simpel is het, echt!”

Denker: “Hoe vaak moet ik het nog uitleggen dat het zo niet werkt? Je moet kijken, kijken! We zullen nooit ons eigen spel kunnen spelen als je niet doet wat ik zeg.” 

Sporter: “Maar luister nou naar me. Als ik iets doe gaat het vanzelf. Ik hoef er juist niet over na te denken. Ik wil best doen wat u zegt, maar laat het me op mijn manier doen. Ik zie wel voor me wat u bedoelt, maar op deze manier werkt het niet. Geef me gewoon de vrijheid, pas dan kom ik er tot mijn recht. Als ik geen vrijheid heb, heb ik geen plezier.”

Denker: “Ja, maar ik ben er voor om jullie erop te wijzen als het niet goed gaat. Daarom gaan we het nu trainen. Ga maar staan bij die pion, dan zal ik aan de anderen uitleggen wat zij moeten doen in zo’n situatie.”

Sporter: “Ik weet niet of dat de beste manier is, coach…”

Denker: “Daar heb ik nu niets mee te maken. Je wilt toch ook dat we onze wil opleggen aan de tegenstander? Welnu, dit is ervoor nodig.”

De Toeschouwer
Van een afstand slaat de Toeschouwer de dialoog tussen de Denker en de Sporter gade. Hij denkt er het zijne van. De filosofie van de Denker mag dan als uitmuntend worden bestempeld; als de Denker niet snel een manier vindt om de Sporter aan te spreken, zal niemand meer naar hem luisteren. De Denker zal de Sporter in zichzelf moeten hervinden. Zij zijn tenslotte hoe dan ook tot elkaar veroordeeld. De Denker en de Sporter kunnen immers niet zonder elkaar.

De Toeschouwer loopt op de Denker af en slaat een arm om hem heen: “Louis, ontspan nou eens. Adem eens rustig in, goed zo. Adem langzaam uit. Het komt allemaal goed, echt waar. Vertrouw nou maar op de Sporter. Ga eens lekker zitten met zijn tweeën, hier op de grond. Het is lekker weer, de vogeltjes fluiten. Weet je nog hoe het voelde toen je zelf voetbalde? Heb het daar nou eens over met zijn tweeën. Ruik het gras, voel je lichaam. Heerlijk hè?”

Matthijs Kruk is sportpsycholoog VSPN® bij Sportgeest, waarvoor hij individuele sporters en teams mentaal traint en begeleidt. Kruk publiceerde eerder wetenschappelijke artikelen en columns in diverse sportmedia.