De salarissen moeten omlaag, net als de WW. Aldus Laura van Geest, van het CPB. De directeur van het Centraal Planbureau wil op deze manier de werkloosheid bestrijden, vooral onder ouderen. Volgens Van Geest leiden hogere lonen tot minder werk en lagere lonen tot meer werk. In de wetenschappen is voor deze opvatting nog maar weinig steun. In de praktijk evenmin: de laatste jaren is de werkloosheid fors toegenomen, maar zijn de lonen niet gestegen – in tegendeel. Wel kregen we te maken met een diepe economische crisis en besloten overheden en bedrijven te bezuinigen. Veel economen, onder wie de vorige CPB-directeur Coen Teulings, zien dit als de belangrijkste oorzaak voor de toegenomen werkloosheid. Met dit soort adviezen dreigt het CPB haar geloofwaardigheid te verliezen.
In Europa in crisis (2011) stelt het CPB dat iedere Nederlander dankzij de invoering van de euro een ‘53e week’ zou hebben gekregen, een extra week inkomen. Maar het CPB heeft hier helemaal geen onderzoek naar gedaan. Het planbureau baseert zich losjes op een onderzoek van Richard Baldwin die – volgens hetzelfde CPB – had berekend ‘dat handel tussen eurolanden door de Europese Monetaire Unie (EMU) met ongeveer 5 procent was toegenomen.’ Als die 5 procent ook voor Nederland zou gelden, zou dat overeen komen met ongeveer één extra weekloon. Een eerstejaars student die op basis van zulke zachte cijfers zulke harde uitspraken zou doen, zou ongetwijfeld een onvoldoende halen. Het CPB doet het gewoon.
Het CPB laat zich leiden door politieke voorkeuren, bijvoorbeeld als het gaat om belasting voor mensen met een hoog inkomen. In It’s lonely at the top (2013) – alleen de titel al – spreekt het planbureau zich uit tegen meer belasting voor mensen met de allerhoogste inkomens. Dit zou er toe leiden dat rijken meer belasting gaan ontduiken. Om ontduiking tegen te gaan stelt het CPB voor om de tarieven te verlagen, niet om de opsporing te verbeteren. Dat de toptarieven in ons land de afgelopen jaren al fors zijn verlaagd, wordt ook niet verteld. Het CPB gaat ook kritiekloos mee met het Europese marktbeleid. In Grondprijzen en grensregio’s (2015) stelt het dat het vestigingsklimaat van Nederlandse grensregio’s moet worden versterkt door verschillen in ‘cultuur, taal, beleid en instituties’ te verminderen.
Het CPB moet natuurlijk keuzes maken tussen de vele economische onderzoeken die verschijnen – en die elkaar niet zelden tegenspreken. Maar ook in die keuzes laat het CPB haar politieke vooringenomenheid zien. In Solidariteit in de zorg onder druk (2013) zegt het planbureau dat er meer private zorg moet komen. Omdat er onvoldoende draagvlak zou zijn onder mensen met een hoog inkomen, om bij te dragen aan de zorgkosten voor mensen met een laag inkomen. Maar het CPB heeft dit helemaal niet onderzocht. Bovendien is dit soort herverdeling voor het planbureau geen probleem in het pensioenstelsel, dat veel meer herverdeelt, maar dan van mensen met een laag naar mensen met een hoog inkomen (met een langere levensverwachting).
Het CPB heeft veel invloed. Het rekent partijprogramma’s en regeringsbeleid door en beoordeelt de relevantie van internationale onderzoeken, waaronder die van de OESO. Toen de OESO vorig jaar na een gedegen onderzoek concludeerde dat meer ongelijkheid in een samenleving leidt tot minder economische groei, stuurde het CPB een zuinig briefje naar de Tweede Kamer, met de opmerking dat dit onderzoek voor Nederland niet relevant is. Omdat hier de ongelijkheid niet zou zijn toegenomen. Een conclusie die keihard werd weerlegd door onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Bovendien is ons land in het onderzoek van de OESO wel degelijk meegenomen.
Je kunt het politiek eens zijn met de beweringen van het CPB, of je kunt het hier politiek mee oneens zijn. Daar gaat het niet om. Waar het wel om gaat is dat het CPB helemaal geen politiek moet bedrijven, maar gewoon haar werk moet doen. In de geest van Jan Tinbergen, die 70 jaar geleden de eerste voorzitter was van CPB. Zijn instituut dreigt nu te worden verkwanseld.