Het lijkt een onschuldig berichtje in de Leeuwarder Courant (gehele artikel in deze Blendle-link) De politie gaat – ongetwijfeld goed bedoeld – op bezoek bij Facebookers die zich schuldig zouden maken aan opruiing, discriminatie en belediging. Wie kan nou tegen zijn? Nou ik. Want als we het bericht nader gaan ontleden dan is de materie toch iets complexer de agenten Naomi Hoekstra en Willem Feenstra voorspiegelen. Neem het voorbeeld dat ze aandragen:
“Iemand die ik bezocht, had een foto van vluchtelingen geplaatst met een tekstballon waarin stond: ‘We gaan roven en verkrachten’.”
Dat dit smakeloos, niet mijn stijl en weinig respectvol is, staat wat mij betreft niet ter discussie. Maar wat agent Feenstra hier beschrijft, is ook duidelijk een geval van iemand die de spot drijft. Dit is evident ingegeven door recente nieuwsberichten in Duitsland. Waarschijnlijk is zo’n uiting niet strafbaar, maar dat weten we pas zeker als er een onafhankelijke rechter naar heeft gekeken. Maar dat gebeurt niet volgens Feenstra:
“Dan leg ik uit dat zoiets niet kan. En dan wordt zo’n bericht verwijderd.”
Anders gezegd: het gevolg van een bezoek van de politie is dat de meningsuiting wordt verwijderd. En daar zit het eerste probleem, want die rol mag de overheid niet hebben zegt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens:
“Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag…”
Het signaal wat de overheid afgeeft is heel duidelijk. Sociale media worden continue afgestruind naar opinies die onwenselijk zijn. Daarop volgt een bezoek van de politie en het eind van het liedje is dat de posting wordt verwijderd. Hoeveel meer inmenging van openbaar gezag kun je hebben? Waar je bij diefstal de overheid tot actie moet manen is men hier wel heel pro-actief.
Dat betekent niet dat alles geroepen mag worden. De wetgever heeft grenzen gesteld en als je die overgaat pleeg je een misdrijf. Dat is het tweede probleem met de handelwijze van de agenten. Zij stellen dat die strafrechtelijke grens is overtreden en dat het gaat om discriminatie, belediging of opruiing. Zoiets is complex en daarom hoort dit bij de rechter thuis.
Maar laten we even Feenstra en Hoekstra volgen in hun redenering. Dan is hun handelen op z’n zachtst gezegd vreemd. Op opruiing staat vijf jaar cel en dat is meer dan de straf die het wetboek van strafrecht kent voor bijvoorbeeld hacking, dood door schuld, inbraak, mishandeling, winkeldiefstal of verduistering. Daarbij moeten we bedenken dat opruiing daadwerkelijk gevaarlijk is, omdat hier een georganiseerd geweldaspect om de hoek komt.
En dit is het derde probleem. Discriminatie is een dijk van een probleem. In 2013 werden er 3600 meldingen bij de politie gedaan, kwamen er 1600 aangiften en landden slechts 83 zaken bij het Openbaar Ministerie.
In 2014 nam het aantal antisemitische incidenten met 71 procent toe ten opzichte van een jaar eerder. En als iemand oproept tot geweld tegen Israëlische toeristen krijgt deze persoon alle ruimte om die oproep op nationale televisie te herhalen. En dat maakt het resultaat van het handelen van Feenstra en Hoekstra zo laakbaar: zij bedrijven niet alleen censuur, ze dekken het daadwerkelijke probleem toe.