Het begint er op te lijken dat de kloof tussen vrijheid van meningsuiting en de islamitische waarden onoverbrugbaar groot is en zal veranderen in een loopgraaf. Het is nu niet langer de vraag of er strijd zal worden gevoerd tussen moslims en zij die hun vrije mening wensen te uiten, maar wanneer. Sinds de Franse satirici van Charlie Hebdo opnieuw spotprenten van De Profeet hebben afgedrukt, staat de vrijheid van meningsuiting in Frankrijk onder grote druk. Diverse (Franse) moslimorganisaties eisen inmiddels dat de cartoons worden verboden, oftewel, dat er paal en perk wordt gesteld aan de Franse grondwettelijke vrijheid van meningsuiting.
De Franse minister van Binnenlandse Zaken Manuel Valls heeft de woedende islamieten weliswaar ten verstaan gegeven dat die Franse vrijheid van mening is verankerd in de grondwet, maar voor gekwetste religieuzen is die grondwet geen argument. Het is dan ook niet hún grondwet, maar die van een seculier land. Zij kennen slechts één hoogste wet en dat is die van Allah.
Zo zegt grootimam Achmed al-Tayyeb: “Zaken die haat zaaien uit naam van de vrijheid van meningsuiting, moeten ten zeerste verworpen worden. Vrijheid moet eindigen op het punt waar het vrijheid van anderen inperkt.”
Een standpunt dat ook door seculier links steeds breder lijkt te worden gedragen, zowel binnen als buiten Frankrijk. Uit oprecht medeleven, maar vaker vooral uit angst voor geweld, nuanceert men de vrijheid van meningsuiting toch maar het liefste richting de geijkte vorm: “Je mening geven is wat anders dan oprecht mensen kwetsen of bewust provoceren”.
En daarmee speelt me de woedende moslim, die van geen wijken wil weten, steeds meer in de kaart . De leider van de “democratische” moslimbroederschap in Egypte grijpt bijvoorbeeld het recente Franse verbod op de topless foto’s van Kate Middelton aan om ook tot een verbod op het kwetsen van zijn profeet op te roepen: “Als de zaak van Kate er een was van privacy, dan zijn de cartoons een belediging voor een heel volk. Het geloof van anderen moet worden gerespecteerd.”
Daarin schuilt het gevaar van een samenleving die überhaupt buigt voor de roep om censuur. Als die stap tot censuur, om welke reden dan ook, eenmaal is gezet, is het gemakkelijker nog meer stappen te zetten. Maar wie tijdens het afdalen van een helling valt en eenmaal rolt, stopt niet meer met rollen voor hij beneden is aanbeland. Of op de bodem van een ravijn.
Het was achteraf bezien niet zo’n slim idee om leden van koninklijke bloede, zoals gewoonlijk, ruimhartig tegemoet te komen in hun verbods- en censuureisen. Het is nooit een goed idee om de belangrijkste peilers onder een democratische rechtsstaat aan te tasten. Je hoeft geen rechtstaatgeleerde te zijn om dat in te zien.
Helaas zal uiteindelijk blijken dat diezelfde rechtstaat niet is opgewassen tegen druk van binnenuit. Druk van de eigen seculiere burgers die de rechtstaat mede vorm geven, laat staan dat de fragiele rechtstaat is opgewassen tegen het meedogenloze geweld dat kennelijk wél past binnen het islamitische standpunt dat “vrijheid moet eindigen waar die van anderen wordt ingeperkt”.
Te vrezen valt dat er een strijd om “de vrijheid” zal losbarsten. Een strijd waar slachtoffers bij zullen vallen. De vorige keer was het nog een brandbom die slechts materiele schade toebracht aan de redactie van Charlie Hebdo. Wat er nu zal gebeuren durft niemand hardop te denken. Ik ook niet.
Als het gaat om vrijheid, ware vrijheid, de vrijheid om te kunnen zeggen, schrijven, maken, filmen, vertonen en publiceren wat je wilt, kan buigen nooit een optie zijn. Dan maar barsten.
Maar wie is moedig genoeg om te durven barsten?