Van tevoren ziet het er altijd uitermate cool uit. In een speciaal op maat –want te ruim– gemaakte badjas van water afwerende stof schrijdt hij als Boeddha zijn tempel binnen, met een blik van staal en de concentratie van een Samoerai.
I’m the best
Althans, zo boeddhistisch en volgens de regels van de Samoerai is deze pre-game routine ook niet helemaal. Zo heb ik mij laten vertellen dat Michael Phelps in Peking 2008 het bad betrad met de egocentrische woorden van Lil Wayne (“I’m the best”) in zijn oren met bijpassende glorieuze melodie. Het Zen-ritueel van Phelps met de koptelefoon zal in het Londense Aquatics Centre niet veel anders zijn geweest dan in de Water Cube van Peking.
Dan de grote ommekeer. Wanneer Phelps met zijn machtsvertoon van de laatste 50 meter weer gedachteloos als eerste heeft aangetikt, laat hij de monden van de toeschouwers open staan van verbazing. Ditmaal omdat er onder die stoere bril en gladde muts een ontwapende high school boy tevoorschijn komt gekropen, die met zijn 28 jaar het predikaat nerd maar ternauwernood is ontgroeid. Hoe kan het toch dat deze introverte jongen zonder blikken of blozen elk zwembad ter wereld binnen komt lopen, een paar baantjes trekt en vervolgens standaard de gouden plak krijgt omgehangen?
Oorsprong van succes
Bovenstaande aanblik van de grootste Olympiër aller tijden zegt uiteraard niets over de oorsprong van zijn succes. Zoals geen enkel beeld op televisie –of in het algemeen– dit trouwens doet. Zo herinner ik mij de Olympische 100 meter finale atletiek in Atlanta 1996, waar de Jamaicaanse Brit Linford Christie zijn titel verdedigde. Christie, alom bekend om de coolness waarmee hij wedstrijden aanving, zag er ook in Atlanta uit alsof hij boven alles en iedereen verheven stond. Hij oogde volledig geconcentreerd, als een jachtluipaard die zich door niets of niemand zou laten afleiden om zijn grote slag te slaan. Zo vonden de commentatoren het in ieder geval lijken. Na twee valse starts droop Christie af en keek hij vanut de catacomben toe hoe Donovan Bailey een nieuw wereldrecord liep. Dit was overigens dezelfde Bailey die luttele minuten daarvoor volgens het televisiecommentaar een stuk zenuwachtiger oogde dan Christie.
Mensen zien graag wat ze willen zien. Zeker als het om sport gaat en al helemaal als het om succes in de sport gaat. Mensen hebben de neiging de waarheid in pacht te hebben en de Heilige Graal al gevonden te hebben voordat is bewezen dat deze überhaupt bestaat. Door succes van buitenaf te interpreteren, word je zelf onderdeel van dat succes.
Doorzichtig
Het geheim van Michael Phelps is echter veel doorzichtiger. Alle percepties en meningen kunnen worden overgeslagen, omdat er in sport maar één heilige drie-eenheid bestaat: genen, training en mentaliteit. Respectievelijk betekent dit in het geval van Phelps vooral: zijn extreem lange en ijzersterkste eindsprint, zijn decennialange en tot in het oneindige geslepen techniek en de manier waarop hij weet om te gaan met de ondraaglijke saaiheid die voorgenoemde trainingen met zich meebrengen.
Alle andere interpretaties geven slechts de perceptie van toeschouwers weer. Binnen een vaardigheidsspel bestaat namelijk geen pech. Om te winnen is slechts de juistheid van de keuzes die een sporter maakt van belang. Wat doe je met je talent, hoe voorkom je lichamelijke en geestelijke verslapping en wat werkt voor jou om in de juiste concentratie te komen. De overige oorzaken van succes zijn drogredeneringen en slechts een gevolg van de behoefte van mensen om een mystieke factor toe te kennen aan succes.
Matthijs Kruk is sportpsycholoog VSPN® bij Sportgeest, waarvoor hij individuele sporters en teams mentaal traint en begeleidt. Kruk publiceerde eerder wetenschappelijke artikelen en columns in diverse sportmedia.