Ons hoofd is simpel gesteld een black box voornamelijk gevuld met allerlei soorten cellen met eindeloos veel verbindingen, signaalstofjes, elektrische potentialen, bloed en water. Deze breininhoud van ruim een kilo stelt ons in staat om te denken, voelen, bepaald gedrag uit te oefenen en adequaat te reageren op prikkels die vanuit onze omgeving komen.
Net als het pantoffeldiertje deinzen we terug voor negatieve prikkels en gaan we af op prikkels die de kans op ons voortbestaan vergroten of aangenamer maken. Nou is het bij ons misschien iets ingewikkelder omdat richting Burger King of Anne de Musical “pulseren” kan wijzen op een gestoorde kompasfunctie, maar dat is een andere discussie.
In die troebele blackbox kunnen ook dingen misgaan en dan loop je het risico om een psychiater tegen het lijf te lopen.
Het probleem is echter dat we als psychiaters nog steeds niet goed weten wat er aan de hand is als iemand een psychische stoornis heeft. We herkennen wel allerlei symptomen en kunnen die vaak goed behandelen. Ook doen we vreselijk ons best met allerlei onderzoek, maar dat heeft tot nu toe niet heel veel fundamentele inzichten opgeleverd waardoor we echt begrijpen wat er in dat hoofd gebeurt in goede en slechte tijden. We weten dat er bij een aantal aandoeningen zoals depressie en angst een tekort is aan bepaalde stofjes, dat dit deels erfelijk is, dat bepaalde hersengebieden meer of minder goed doorbloed of aangelegd zijn bij bepaalde stoornissen en dat je van veel elektriciteit door je bol vrolijker wordt als je een depressie hebt. Ook nemen we aan dat er bij een verstoorde perceptie van de realiteit, zoals we die met elkaar hebben afgesproken, teveel dopamine circuleert. Een stofje waar de drugsscène zijn commerciële en vrolijke voordeel mee doet.
Een mooi sluitend concept hebben we echter nog steeds niet. Bij hart- en vaatziekten is het allemaal veel gemakkelijker te begrijpen. Je hebt een aanleg voor het dichtslibben van je vaten en als je maar genoeg rookt, vet eet en niet beweegt is de kans op een hartinfarct groot, omdat je vaten op een gegeven moment verstopt zijn en de hartspier afsterft. Dit is geen hogere wiskunde en elke loodgieter kan het je uitleggen.
Als psychiater zit ik regelmatig wat schaapachtig tegenover patiënten die mij vragen hoe het komt dat ze een paniekaanval krijgen in de Mediamarkt, denken dat Julio Iglesias een gecodeerde boodschap communiceert via zijn liedjes, er van overtuigd zijn dat ze een papegaai moet beffen, opeens niet meer willen leven, of vleermuizen in pannetjes zien roeren. “Iets met stofjes” is dan een vrij bête antwoord op verschijnselen die zo ingrijpend zijn voor mensen en hun omgeving.
Wat me vaak opvalt is dat mensen met psychische aandoeningen een probleem hebben met het verwerken van prikkels uit hun omgeving. Als mensen een angststoornis hebben dan kan een onschuldige prikkel zoals een lift, een hond of een groep mensen het gevoel oproepen dat je in levensgevaar bent. Patiënten die lijden aan ADHD of die manisch zijn kunnen prikkels niet goed filteren op importantie en ze moeten vaak op alles reageren. Bij autisme ben je o.a. niet in staat om met sociale prikkels om te gaan, snap je niet dat je iemand moet aankijken tijdens een gesprek en mis je signalen als iemand gekwetst is door een neutraal bedoelde opmerking. Als je elke prikkel in je lichaam als voorbode interpreteert van een ernstige ziekte dan lijd je misschien wel aan hypochondrie.
Mensen die psychotisch zijn hebben vaak last van een verstoorde interpretatie van prikkels: als je in de Kalverstraat negen rode tassen ziet, drie mensen met een groene jas, twee tekkels en iemand die om half vier “kijk, daar is de ZARA” roept dan is daar geen verband tussen en is het zeker geen boodschap van Al Qaida. Deze distorsie van de werkelijkheid is indrukwekkend verfilmd in “Verloren Jaren” , door een filmregisseur die zelf psychotisch is geweest.
Ons nobele behandeldoel als psychiater is dat iemand weer kan functioneren in de maatschappij en dus adequaat met prikkels uit de omgeving kan omgaan. Allemaal leuk en aardig, maar het wordt wel moeilijk als de maatschappij prikkels genereert die op z’n minst verwarrend zijn en in sommige gevallen zelfs pervers genoemd kunnen worden. De boodschap dat je gelukkig wordt van shampoo, Starbucks koffie of maandverband is nog vrij onschuldig.
Erger wordt het als we bepaalde feiten niet meer mogen zeggen of denken omdat we elkaar met veel overtuiging wijsmaken dat we dan mensen kwetsen. Of dat we oprecht denken dat politiek over idealen gaat en het behartigen van volksbelangen, terwijl het in werkelijkheid vooral gaat over het behartigen van eigenbelang.
Van zoveel verwarrende prikkels zou het pantoffeldiertje knettergek worden en acuut tot stilstand komen. Bij ons is het nog niet zover, maar we vertonen al aardig wat randpsychotische trekjes en om de ontreddering te dempen zoeken we steeds meer in plaats van minder prikkels.