“Een tamelijk accurate beschrijving van de huidige toestand.” Zo omschrijft Martin Sommer (in de Volkskrant van 16 januari) een uitspraak over de islam van de Franse filosoof Ernest Renan, anderhalve eeuw geleden. Volgens Renan zou de islam nooit seculariseren en was een oorlog tussen het seculiere westen en het Midden-Oosten dan ook onvermijdelijk. Sommer constateert dat er sindsdien niks is veranderd. Maar wat wil hij zeggen met dit ‘gelijk’ van de oude Renan? Dat de islam onverbeterlijk is. Dat ‘wij’ alsmaar vooruitgaan terwijl ‘zij’ stilstaan. Dat was de these van de gevallen theoloog Renan, en hij deed daarbij niets anders (in navolging van de Duitse filosoof Herder, tachtig jaar daarvoor) dan het leerstuk van de superioriteit van het Westerse Christendom ten aanzien van de ‘Semitische’ religies, het Jodendom en de islam, in een modern seculier jasje hijsen. Het is een vorm van filosoferen die Sommer blijkbaar wel bevalt. Uiteindelijk gaat hem om religie. En tussen zwart en wit. Dat schept duidelijkheid.
Voor Sommer is dat geen nieuw standpunt maar hij krijgt deze weken wel steeds meer medestanders. In een lange en emotionele (en uitstekende) bijdrage in Trouw beschrijft correspondent Brenda Stoter de manier waarop vrouwen behandeld worden in het Midden-Oosten. Haar voorbeelden zijn afstotend maar niet nieuw. Wat wél nieuw is, is haar toon en de interpretatie die ze eraan geeft. Ze was gewend om misogyne opmerkingen weg te wuiven, en te denken: zo is die cultuur nu eenmaal. Zij kon zich omdraaien. Maar nu, na ‘Keulen’, wijst ze elke relativering van de hand. Stoter citeert Mona Eltahawy, auteur van ‘Hoofddoek en maagdenvlies’. Daarin spreekt Eltahawy van ‘een giftige mix van religie en cultuur’. Eltahawy roept op tot een seksuele revolutie in de Arabische wereld. Maar ze legt daarbij de nadruk op de culturele component, zo lijkt het. In een artikel in Trouw van 1 augustus vorig jaar schreef ze:
“Ik heb het niet alleen over de islam, vrouwenonderdrukking onder christenen is in het Midden-Oosten even erg, ook zij laten hun meisjes besnijden. Het is deze giftige mix van religie en cultuur die de vrouwenonderdrukking in de Arabische wereld in stand houdt.”
Wélke religie dat is, doet er blijkbaar niet toe. Het is de omgeving. Maar let op hoe Stoter na bovenstaand citaat haar eigen betoog vervolgt:
“‘In het islamitische recht wordt de vrouw consequent als een halve man gedefinieerd. De profeet Mohammed zei tegen vrouwen dat ‘zij de meerderheid van de bewoners van de hel zijn’. Toen zij vroegen waarom, zei hij dit: “Jullie vloeken vaak en zijn jullie echtgenoten ondankbaar. Ik heb niemand gezien die meer tekortschiet in verstand en religie dan jullie.” (Sahih Bukhari 1:6:301) Misogynie wordt versterkt door politieke instabiliteit, armoede en slecht onderwijs. In Jordanië (…)'”
Met andere woorden, it’s the religion, stupid! De islam is de kern van het probleem. En de islam, dat is Mohammed. De rest zijn bijkomende factoren. Dat is helder maar misleidend. Want hoe vaak moslims zich ook beroepen op het grote voorbeeld van de Profeet, op dat soort momenten is de man uit Mekka niets anders dan een goedkoop excuus voor conservatisme en geestelijke luiheid. Dát is de kern van het probleem. De kreet ‘Het gaat om Mohammed’ is een veel te simpele versie van een complexe wisselwerking tussen gelovige, samenleving en traditie. Maar het klinkt wel zo duidelijk. En daarmee is deze eendimensionaal als die van Sommer. Stoter begrijpt de vluchtelingen volkomen, maar westerlingen moeten begrijpen wat ze daarmee in huis halen:
“Wie denkt dat je de Arabische wereld naar Europa kunt halen zonder de sociale ongelijkheid, cultuurverschillen en de invloed van religie te importeren, negeert de feiten. Bewust.”
Het wordt tijd voor een open discussie:
“De kunst is nu dat we dit open en eerlijk bespreken, maar wel met nuance en zonder te vervallen in racistische stereotypes.”
Maar wat te denken van religieuze stereotypes?
Keulen is een keerpunt geworden. De sfeer is voorgoed verpest. De ander blijkt ondankbaar. Hij is brutaal en overschrijdt massaal onze (juist in deze decennia uiterst gevoelige) seksuele grenzen. Hij is niet als ons. En in die verwarrende zoektocht naar wat die ander anders maakt, duikt gemakkelijk een eenvoudig antwoord op: zijn geloof. Sommer voorspelt bijna achteloos hoe het af zal lopen: dat wordt een frischer frohlicher Krieg. (Ernest Renan maakte zich geen zorgen over de uitkomst van het door hem voorspelde conflict.) Stoter hoopt op een seksuele revolutie, en wijst alvast aan wie daarvoor uiteindelijk zal moeten sneuvelen: de misogyne Profeet zelf.
De dreiging komt naderbij. Het is weer tijd om groots te denken. En groots te dwalen.