Bij ophef zijn er voor- en tegenstanders. Bij oorlog zijn er agressors en verdedigers. Ieder conflict kent twee kampen. Welkom in de simplistische wereld van de journalist waar aan elk verhaal twee kanten zitten. Dat is alles, twee kanten. Dat is handig aan tafel bij een praatprogramma waar je maar vijf minuten hebt of in de krant als je maar duizend woorden hebt. Terwijl de werkelijkheid gelaagd en complex is, brengt de journalist hem terug tot enerzijds/anderzijds.
Deze week werd ik gebeld door een journalist of ik misschien een wetenschapper kende die het eens was met de stelling ‘de hoge publicatiedruk is goed voor de wetenschap’. Die kende ik niet. Er zijn mensen die zich expliciet uitspreken tegen de hoge publicatiedruk en mensen die dat wat genuanceerder doen. Zij vallen niet uiteen in twee kampen, maar in verschillende groepjes. Een genuanceerde stelling doet het slecht op de radio en meerdere groepen nazoeken kost tijd. Het zou de luisteraar maar verwarren, denkt zo’n redacteur misschien wel.
Ik weet niet of ze uiteindelijk nog iemand heeft gevonden. Vast wel, journalisten zijn daar goed in. Vrij Nederland-redacteuren Robert van de Griend en Sander Donkers grapten dat elke redactie een Chef Tegengeluid heeft:
“Of het nu gaat om klimaatverandering, racisme of boterhamworst met gezichtjes, telkens wanneer een overgrote meerderheid van de experts het ergens over eens lijkt, duikt op elke redactie de Chef Tegengeluid in zijn mapje ‘tegengeluiders’. ‘Zou jij misschien zin hebben om bij ons het tegenovergestelde van deze mening te verkondigen?’ Helaas voor de mediaconsument is dat mapje nogal dun. (…) Wie niet doorheeft dat het groepje professionele tegengeluiders in Nederland makkelijk in een Volkswagenbusje past, zal niet alleen veronderstellen dat bij om het even welke discussie het tegen-kamp even groot is als het voor-kamp, maar ook denken dat de mening van de tegengeluiders even waardevol is als die van mensen die er wél voor hebben doorgeleerd. Beide is geenszins het geval.”
De Chef Tegengeluid is daarmee een democratisch obstakel. Hij maakt het lastig voor de burger om een goed beeld te krijgen van maatschappelijke kwesties.
Gisteren schreef de Volkskrant dat er “grofweg twee kampen te onderscheiden” zijn in het conflict in de Amsterdamse onderwereld dat momenteel veel media-aandacht krijgt (Blendelink). Er zou het kamp Gwenette Martha zijn en het kamp Benaouf A. (Gwenette heeft een achternaam omdat hij dood is, Benaouf niet omdat hij verdachte is). In de verslaggeving over dit conflict zien we dat idee van twee partijen steeds terugkeren. Dat idee is handig, want dan kan je bedenken dat het ene kamp het andere bestrijdt. Het is ook enigszins geruststellend, want aan het einde van de oorlog zou er dan niemand meer over zijn.
In het boek Mocro Maffia proberen Wouter Laumans en Marijn Schrijver vat te krijgen op de betrokken personen. Uiteindelijk stellen ze dat er sprake is van een kluwen van tientallen groepjes. Die hebben een “harde kern” van een paar man, maar daaromheen is “een grote vijver van ‘freelancers’ die steeds weer in een nieuwe gelegenheidsalliantie stappen” (p.192).
De oorzaak van alle liquidaties ligt volgens mij precies daar. Er zijn niet twee kampen. De steeds verschuivende bondgenootschappen zijn verwarrend voor de Amsterdamse criminelen zelf. Het onderlinge wantrouwen is groot. Het gevolg is, zoals we hebben gezien, een strijd met geavanceerde wapens die de jonge criminelen slecht kunnen hanteren. Daarbij vallen ook ‘burgerslachtoffers’ (zie hier en hier).
In Mocro Maffia wordt duidelijk dat de Amsterdamse criminelen heel strategisch media en politie expres onjuiste informatie toespelen over wie bij welk kamp zou horen. De spelers handelen vervolgens wel naar wat ze in de media lezen. Dat maakt het journalistiek simplisme van 2 niet alleen irritant en slecht voor democratische meningsvorming, maar potentieel ook levensgevaarlijk.