Het gaat niet beter met Nederland. 800.000 mensen leven in armoede, en ‘afnemende werkloosheid’ betekent vooral: veel tijdelijk en slecht betaald werk, zonder enige zekerheid. Deze donderdag opende ik mijn mailbox en het eerste bericht dat ik las, meldde: “Nog steeds kunnen ruim 810.000 mensen in ons land financieel niet rondkomen. Zij hebben geen reserves voor het opvangen van onverwachte kosten. Veel mensen maken daarom noodgedwongen schulden. Daarmee lopen zij een groot risico om in een neerwaartse spiraal terecht te komen die hen buiten de samenleving plaatst.” Was getekend: de Armoedecoalitie Utrecht.
Intussen hoor ik vertegenwoordigers van het huidige kabinet voortdurend verkondigen dat het ‘weer beter gaat’ met Nederland. De PvdA’ers roepen het bijna nog harder dan de VVD’ers. ‘De werkloosheid loopt terug’, zeggen ze keer op keer. Ze vertellen er niet bij dat het werk dat mensen vinden vaak tijdelijk is of op oproepbasis, en dat het ook vaak maar om een heel beperkt aantal uren gaat.
Bedenk daarbij dat ook mensen die maar één uur per week betaald werken, voor het CBS – dat de werkloosheid berekent – als werkenden gelden. Op die manier schiet het natuurlijk wel lekker op met het teruglopen van de werkloosheid. Veel werk is bovendien slecht betaald. Geen wonder dat ‘de mensen’ nog niet ‘voelen’ dat het ‘beter gaat’ met ‘Nederland’.
De afstand tussen de werkende en werkloze armen aan de ene kant, en de beterverdieners aan de andere kant, is de afgelopen decennia alleen maar gegroeid. Dat geldt op het gebied van werkzekerheid en inkomen, maar ook als je kijkt naar gezondheid – arme mensen leven zeven jaar korter en vijftien jaar met een slechtere gezondheid dan beterverdieners –, wonen en zorg. Typisch genoeg is die groeiende ongelijkheid mede een effect van de vrouwenemancipatie én van de mogelijkheden om ‘op te klimmen’ uit je sociale milieu. Hoe kan dat?
Dankzij de vrouwenemancipatie beginnen steeds meer meisjes aan een hogere opleiding. Deze meisjes blijven, als ze eenmaal moeder zijn geworden, vaker en meer uren werken dan laagopgeleide vrouwen. Ze trouwen bovendien met een man uit hun eigen kring: eentje die óók hoogopgeleid is, en vaak nog meer verdient dan zij. Laagopgeleide vrouwen trouwen óók in hun eigen kring, en werken vaak minder uren dan hoogopgeleide.
Op deze manier wordt de verdeling van opleiding en inkomen steeds schever: we zien twee plussen aan de sociaaleconomische bovenkant, en twee minnen aan de sociaaleconomische onderkant van de maatschappij. En terwijl vroeger vrouwen van mannelijke goedverdieners met hun charitatieve en kerkelijke activiteiten een brugfunctie vervulden naar de mensen die het minder hadden, werken ze nu geseculariseerd voor hun eigen inkomen. Die brug is dus weg.
Iets vergelijkbaars zie je gebeuren in het geval van, zoals dat heet, opwaartse sociale mobiliteit. Kinderen uit sociaaleconomisch lagere milieus die gaan studeren, zijn in de regel qua baan en inkomen beter af dan hun ouders. Ze hebben zich ‘aan hun milieu ontworsteld’, ze staan nu ‘een stapje hoger op de maatschappelijke ladder’.
Voor de achterblijvers betekent het, dat de intelligente mensen die vroeger bij gebrek aan zulke kansen bij hen bleven, zijn verdwenen. De mensen die sneller van begrip en radder van tong waren dan de rest, die in het belang van hun sociale groep een brug konden slaan naar de beterverdieners, zijn nu zelf beterverdieners geworden. Dat versterkt de achterstand en het sociale isolement van de achterblijvers, en vergroot daarmee de kloof tussen hen en de mensen aan de bovenkant.
Deze ontwikkelingen zijn niet de schuld van individuele mensen; zij pakken volkomen terecht de kansen die ze krijgen. Maar ze hebben wel nadelige effecten op de samenleving als geheel. Politici zouden dat moeten inzien en begrijpen hoe maatschappelijk ontwrichtend zulke effecten zijn. Als we zo doorgaan, krijgen we een maatschappij waarin kansrijken en kansarmen tegenover elkaar komen staan; en daar heeft helemaal niemand baat bij.
Dit kabinet zou bruggen slaan. Het is niet gelukt. Wie de mond vol heeft van ‘ons Nederland’, treft maatregelen om daar echt ‘Ons Nederland’ van te maken, en verkleint die sociale kloof. Wonen, zorg, gezondheid, werkzekerheid, sociale zekerheid, fatsoenlijke beloning – pak het op, doe er wat aan. Politici, verklein de ongelijkheid!