‘En nu, mijn kleine charmeuse, vaarwel, vergeet niet helemaal je dolende ridder.’ Met deze woorden eindigde Karl Marx op 13 april 1861 een brief aan Nanette Philips, zijn nichtje in Zaltbommel. Zij was zijn ‘lieflijke, grappige en met gevaarlijke zwarte ogen uitgeruste nicht’, schreef hij in een brief aan Friedrich Engels. Ook schreef hij deze kameraad dat hij met Nanette lange wandelingen maakte langs de Waal. Mede-revolutionair Ferdinand Lassalle schreef hij: ‘Mijn tijd in Zaltbommel (was) volledig in beslag genomen. Enerzijds moest ik zaken doen met mijn oom en anderzijds moest ik mijn nicht cour maken.’
In deze tijd werkte Marx aan Het Kapitaal, dat in 1867 zou verschijnen. Hij woonde destijds met zijn gezin in ballingschap in Londen, maar trok als een ‘dolende ridder’ door Europa. Marx onderhield overal contacten met kameraden, maar ging ook bij vrienden op zoek naar geld. Het belangrijkste adres was dat van oom Lion Philips in Zaltbommel, de grootvader van de oprichters van de latere multinational Philips. Oom Lion beheerde ook de geldzaken van de moeder van Marx, die in onmin leefde met haar zoon.
Marx’ vader Heinrich was in 1838 overleden, met zijn moeder Henriette had hij geen contact meer. Marx was in 1843 getrouwd met Jenny von Westphalen, een dame uit een adellijke Pruisische familie, maar deze familie wilde niets met de revolutionair te maken hebben. Marx viel terug op zijn familiebanden in Nederland. Moeder Henriette was geboren in Nijmegen, haar zuster Sophie trouwde met Lion Philips. Marx’ ene zus trouwde met een advocaat in Maastricht, een andere met een jurist in Zaltbommel.
Kort na zijn huwelijk ontvluchtte Marx zijn vaderland. Het jonge paar vestigde zich in Parijs, maar het gezin werd ook Frankrijk uitgewezen, waarna hij in Brussel ging wonen, waar hij onder meer Het Communistisch Manifest schreef. Kort na publicatie moest hij ook België verlaten. Na omzwervingen kwam Marx terecht in Londen, waar hij in zijn levensonderhoud probeerde te voorzien met het schrijven van artikelen voor Amerikaanse en Engelse bladen. Het gezin kreeg zeven kinderen, van wie drie dochters in leven bleven.
In 1850 bezocht Marx’ vrouw Jenny voor het eerst Zaltbommel: ‘De oom, vanwege de negatieve effecten van de revoluties op zijn zaken en die van zijn zoons, boos op revolutie en revolutionairen, was alle gevoel voor humor kwijt. Hij wees alle hulp af, stopte me bij het afscheid een cadeau voor mijn jongste kind in de hand en ik zag dat het hem zwaar viel dat hij me niet meer kon geven. De oude man had geen idee van de gemoedstoestand waarin ik hem verliet. In opperste wanhoop keerde ik naar huis terug.’
Tijdens Jenny’s afwezigheid had Marx een kind verwekt bij hun huishoudster, dat later door Engels werd geadopteerd. Na het wegvallen van opdrachten uit de Verenigde Staten liepen de schulden uit de hand. Daarop besloot Marx in het voorjaar van 1861 zélf op ‘rooftocht’ te gaan naar Zaltbommel. Met succes, zo blijkt uit een brief aan Engels van 7 mei: ‘Van mijn oom heb ik in eerste instantie 160 pond afgeperst, zodat we het grootste gedeelte van onze schulden konden betalen.’
In de briefwisseling met zijn nichtje blijkt dat Marx in Zaltbommel meer had gevonden dan alleen geld. Vlak na zijn vertrek ontving hij op 18 maart 1861 een brief van Nanette: ‘In de tussentijd lees ik het boek dat je achterliet, en omdat ik het zo vaak over je heb lacht de familie over mijn genegenheid voor jou, die niet echt zo filosofisch is als de jouwe.’ Die genegenheid was ook wederzijds. Op 24 maart antwoordde Marx: ‘Je kunt er nog steeds zeker van zijn dat ik voortdurend denk: was ik maar weer in Bommel.’
In november 1863 overleed de moeder van Marx en bezocht hij opnieuw Zaltbommel, voor de afhandeling van de erfenis. Nanette zorgde goed voor Marx, die last had van hardnekkige steenpuisten. Vlak na het vertrek van Marx – die zij ‘Papa Bloch’ noemde – schreef Nanette in een brief van 26 februari aan diens vrouw Jenny: ‘Ik kan me voorstellen hoe het hele huis jubelde toen Papa Bloch terugkeerde na zo’n lange afwezigheid, en ik ben werkelijk heel trots dat ik hem zo gezond heb afgeleverd! Maar soms vroeg ik me af of het niet eerder Kummerfett was dat hij hier heeft ontwikkeld, want ondanks zoveel negenogen zo sterk en zo rond te worden lijkt me nogal verdacht.’
Een zoon van de broer van Nanette, Eduard Philips, die nauw betrokken was bij het Philips-concern, schreef later de volgende anekdote: ‘Marx schreef Das Kapital gedeeltelijk in het huis van zijn oom (mijn ouderlijk huis); volgens mijn vader had hij de gewoonte, telkens als hij wat geschreven had, op te staan en om de tafel te lopen, harder en harder, totdat hem iets inviel, waarna hij weer ging schrijven.’ Nanette bleef lang ongehuwd en trouwde pas in 1871 – ze was toen 37 jaar – met dominee Hein Roodhuyzen, die een ‘rode dominee’ werd genoemd. Zij kregen twee dochters.