Een ambitieuze allochtoon die in zijn NRC-column ‘Hup PVV!’ scandeert. Je kunt ‘publicist, historicus en promovendus’ Zihni Özdil, telg van de Erasmus Universiteit, geen gebrek aan retorische gaven verwijten. Hij is hèt nieuwe branieschoppertje van de talkshows, opiniepagina’s en álle andere pleisterplaatsen waar de multiculturele samenleving op dagelijkse basis aan herijking wordt blootgesteld. Hij is nog jong en fris. En de lust om zijn gelijk met alle denkbare sleepnetten binnen te halen, is bij hem nog allesbehalve sleets geworden.
Goed zo. Ga zo door, Zihni. Geef al die slappe allochtonen en nóg slappere bleekneuzen er maar van langs. Niet één dag, niet één week, niet één maand, niet één jaar, maar de komende decennia! Afgesproken? Zelden zag ik zo’n zelfingenomen en met een warwinkel van academische nonsens rond dravende figuur, maar als de nieuwe Hugo Brandt Corstius annex eeuwige doordrammer zich gemeld heeft en naar een Turkse achternaam luistert, dan sluit ik mijn ogen niet en roep ook ik: lange leve de emancipatie! Naast de wezensvreemde epistels van blanke sociologen, die honderden pagina’s vullen met een strekking die, alles afwegende, ook op een bierviltje past, hebben we nu ook Zihni Özdil, ‘onze’ Zihni, die te pas en te onpas zijn geleerdheid en diepe inzichten toont door zijn lievelingsterm, ‘institutioneel racisme’, als onvermijdelijke mayonaise door al zijn opiniërende gerechten te mengen. Want Nederland, zo moeten we van ‘historicus en promovendus’ Zihni Özdil begrijpen, is (in tegenstelling tot de rest van de wereld, ahum) een satanisch voorbeeld van voortwoekerend racisme, en wel zodanig dat Wilders zijns inziens de haat niet eens meer hoeft te zaaien, maar die alleen nog hoeft te oogsten omdat het hier op alle straathoeken in grote balen klaar ligt. Collectief bevangen, besmeurd en behekst als wij, Nederlanders, zijn door het ‘institutioneel racisme’. Ja, het is ook nog een grappenmaker, die Zihni. Én een onheilsprofeet. Kortom: van alle markten thuis.
Wie in verband met het voorgaande mocht twijfelen of dit een lofzang op of een kritisch epistel tegen Özdil gaat worden, moet ik, helaas, naar de tweede optie verwijzen. Want hoezeer het ook is toe te juichen dat een academisch gevormde allochtoon zich nu eens niet tegen de PVV, maar vooral tegen de PvdA richt (instituut! racistisch!). En hoezeer deze (extra) smaak in het multicultidebat het palet aan meningen ook vervolledigt: onzin blijft dat gehamer op ‘institutioneel racisme’ en de stelling dat het politieke klimaat in Nederland ‘racistisch’ zou zijn natuurlijk wel. Gevaarlijke onzin. De Zihni Özdil’s van deze wereld (evenals de Asha ten Broeke’s en de Quinsy Gario’s) strooien zó gulzig en verbeten met het woord ‘racisme’, dat de laatste restjes vitaliteit die het woord nog bezat zijn weggevaagd en het volledig inhoudsloos is geworden. In feite is het ‘institutioneel racisme’ van Zihni Özdil niets meer of minder dan een op hol geslagen Kalashnikov waarmee de ‘voorbeeldcultuur’ of ‘leidende cultuur’ van een willekeurig land of gebied aan gort wordt geschoten, enkel en alleen omdat ze voorbeeldig of leidend wil zijn. (Probeer op de atlas maar eens een land te vinden dat volgens Özdils’ normen geen ‘institutioneel racisme’ bedrijft. Je vindt het niet!) Het zou allemaal nog onder het hoofdstukje ‘lachwekkend’ kunnen vallen, ware het niet dat ik als Rotterdamse journalist al vaker via lezingen, opiniepanels en andere gremia bestraffend of waarschuwend ben toegesproken door academici van de Erasmus Universiteit, die vanuit een losgezongen wereldbeeld eisen en gedragsregels menen te kunnen poneren in de richting van de (Rotterdamse) media.
Terwijl die academici zèlf, ongetwijfeld vanuit hun diep gevoelde liefde voor waarheid en nuance, zelden een in normaal en begrijpelijk Nederlands gesteld betoog op schrift stellen (lees alleen al het ondoordringbare proza waarmee ze hun eigen studierichtingen aanprijzen, en je weet genoeg). Alsof een helder en begrijpelijk betoog het ergste is dat hen kan overkomen en het nare bewijs zou kunnen opleveren van het gegeven mogelijk zelf ook tot een ‘voorbeeldcultuur’ of ‘leidende cultuur’ te behoren. Nee, liever wetenschappelijk koeterwaals met een ontraceerbaar globalistisch sausje van diepzinnigheid er overheen, dan in begrijpelijke Nederlands uitleggen wat ‘institutioneel racisme’ nu precies is. Als Zihni dat laatste zou doen, komt hij misschien uit bij: ‘Organisaties die een doel, uitgangspunt of ideaalbeeld hebben, zijn automatisch crimineel, want sluiten bepaalde mensen uit op grond van die doelen, uitgangspunten of ideaalbeelden: en dat noem ik – bingo! – “institutioneel racisme”!’ Nee, Zihni, dat heet in gewoon Nederlands: geschiktheid. Iemand wordt, terecht of onterecht, voor een bepaalde functie of plek meer of minder geschikt geacht. Dat is van alle tijden. Dat proces van afstrepen – hoe jammerlijk, ondoorzichtig en onrechtvaardig dat soms ook geschiedt en uitpakt – roei je alleen uit als je mensen uitroeit.
Zihni is een slimme tacticus. Blanke mannen van een zekere leeftijd, zoals ik er zelf eentje ben, drijft hij regelmatig met een retorisch trucje de hoek in door te beweren dat wij achter lopen bij het ontluikende, multiculturele bewustzijn van nieuwe generaties en zelf onvoldoende racisme hebben ervaren om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Hij ziet zijn love baby van het ‘institutioneel racisme’, kortom, niet graag onder hem vandaan gejat worden. Zelf zal ik niet in de val trappen om dat soort stemmingmakerij tegen blanke mannen onder ‘discriminatie’ of, erger nog, ‘institutioneel racisme’ te scharen. Zo’n huilebalk ben ik nu eenmaal niet.
Al zal niemand de ogen kunnen sluiten voor het feit dat waar Zihni Özdil ook optreedt en het woord voert, de ambitie om zelf gezaghebbend te worden, zeg maar gerust ‘een instituut’, er van af straalt.