Noem me cynisch, maar de wereld is meer dan ooit een geniaal gemaskeerde scheidslijn tussen ‘in’ of ‘uit’ geworden. Waarbij ‘in’ de alom gevierde hoofdprijs is. En ‘uit’ de nederlaag, die iedereen stilletjes wil vermijden. In-zijn, uit-zijn: dáár draait het moderne leven meer dan ooit om. De scheidslijn is ook historisch dun en verplaatst zich continu. Vandaar al die zenuwen, die vaak doelloze dynamiek, dat maniakale getwitter en gefacebook. En het verklaart ook waarom veel kiezers tegenwoordig helemaal niet meer of anders tegen heug en meug en met een massa ‘mitsen’ en ‘maren’ het hokje van een partij aankruisen. Want waarom zou je politici die aantoonbaar verkeerde projecten hebben gepropageerd (de euro) een zekere toekomst ‘in’ stemmen (met een lekker salaris, media-aandacht, wachtgeld en een zekere ‘maatschappelijke positie’), terwijl je zelf dagelijks moet vechten om niet ergens ‘uit’ te vallen. Uit de mode, uit de gratie, uit je baan, uit je uitkering…
Wezenloze carrièreclusters
Schets ik deze tegenstelling te extreem? Te hardvochtig? Geenszins. Wat wij het ‘politieke midden’ zijn gaan noemen of we, volgens een verdwaalde politicoloog, zelfs als ‘het constructieve midden’ moeten betitelen (zeg maar PvdA, CDA, VVD, GL en D66), wordt door bijna niets anders meer gedreven door het ‘who’s- in-and-who’s out’-principe. Hun partij-organisaties hebben stuk voor stuk de ideologie tot een wassen neus gereduceerd om zichzelf nóg sneller en schaamtelozer tot wezenloze clusters van individuele ambities en carrières om te kunnen vormen. Met andere woorden: achter wat zich voordoet als het midden, als de redelijkheid, als het gezicht van de realiteitszin en de nuance, gaat een meedogenloze strijd schuil over wie op welke plek mag zitten, wie welk baantje krijgt toegeschoven en waar de meeste glorie over één, vijf of tien jaar is te vergaren. (In Europa, misschien…? Dat verklaart het ongebreidelde euro-enthousiasme.)
Mona zwijgt
Symptomatisch voor de dubbele bodem onder die zogenaamde redelijkheid is, bijvoorbeeld, de weigering van CDA-kopstuk Mona Keijzer om in te gaan op haar politieke ambities in relatie tot de vijf kinderen die ze heeft. Te pijnlijk! Hoe leg je geloofwaardig uit dat je voor een ‘zorgzame samenleving’ bent als je de voeten uit je lijf rent om je eigen bloedjes in vier jaar Kamerlidmaatschap zo weinig mogelijk te zien? (Hetzelfde zou overigens gelden voor een mannelijk Kamerlid.) De verzwegen waarheid is hier dat mevrouw Keijzer natuurlijk de kans pakt om verder ‘in’ haar partij te kruipen, ‘in’ de gevestigde macht om zo, wie weet, ooit ‘in’ Brussel naar Smit-Kroes-niveau op te kunnen stijgen. Niks mis mee. Maar wie denkt mevrouw Keijzer dat wij, kiezers, zijn om haar CDA-gelul over een ‘menselijker maatschappij’ dan nog te slikken? Zelfs hypocrisie heeft zijn uiterste grenzen.
De SP, antimodieus anker
Zie ik het verkeerd? Of zijn de mensen het een beetje moe om altijd maar ‘in’ te moeten zijn? Hunkeren we naar ‘bevrijding’ uit die dwangbuis? En is het politieke midden niet stilletjes de hardcore-vertolker geworden van een hapsnap-, scoor- en voordringcultuur waar het gros van de kiezers geen zin meer in heeft? Zijn ze, van GroenLinks tot VVD, niet de ellendige verlengstukken geworden van het idee dat we constant aan ons land en aan onszelf moeten sleutelen om ‘in’ te kunnen blijven? En zijn ze daarmee niet de vertalers van de beursgerelateerde perversie dat er alleen winnaars en losers bestaan? Hoezo midden? Hoezo redelijkheid?
De enige partij die zich aan deze morbide dynamiek weet te ontrekken, is, inderdaad, de SP. De symboolwaarde van lijsttrekker Emile Roemer – die uitstraalt dat het ook oké is om ‘uit’ te zijn – groeit met de dag. Meer dan voor grijs socialisme of bedillerig overheidsingrijpen, staat hij voor een mensbeeld dat niet, of althans veel minder, door de begrippen ‘in’ of ‘uit’ wordt gedirigeerd. Bij Emile mag je er zijn ‘als mens’. In of uit. Dát is zijn succes. Dát is het succes van de SP.
De huiverigheid van andere partijen om na de verkiezingen met de SP te gaan samenwerken, is dan ook, ben ik bang, terug te voeren op dit ene allesbehalve redelijke gegeven: het staat slecht op hun CV.
Hans van Willigenburg schrijft sinds 1,5 jaar wekelijks voor DeJaap. Of dit een teken is dat hij ‘in’ of ‘uit’ is, daarover tast hij volkomen in het duister.