Afgelopen week was ik uitgenodigd voor een besloten bijeenkomst over de Steve Jobs-scholen, een ‘kindje’ van onze nationale tech-lover Maurice de Hond. Ik geef toe, één van de redenen om mijn tijd eraan te spenderen was ronduit masochistisch van aard: De Hond beschikt mijns inziens over het meesterlijke talent toekomstbeelden te schetsen waar ik doorgaans hoofd-, rug-, buik- en gewrichtspijn van krijg. Ik ontken daarmee niet dat De Hond soms zinnige dingen zegt, maar wel dat hij in zowat alles wat hij doet en zegt schromelijk overdrijft, mensen welbewust de stuipen op het lijf jaagt en vervolgens steevast met oplossingen komt aan zeulen die van A tot Z in de kelders van, u raadt het al, M. de Hond ‘himself’ zijn uitgedokterd.
Dat is zijn retorische schema van vijfentwintig jaar terug. Dat is zijn retorische schema van vandaag. De vraag waar Maurice de Hond geen antwoord op weet, moet nog uitgevonden worden. Goochelend met zijn iPad is hij nooit verder dan een paar clicks verwijderd van het benodigde antwoord. Vindt hijzelf. We mogen hem dan ook zonder schroom tot de kudde der ‘tech optimisten’ rekenen (‘ik praat met alle belangrijke mensen in Silicon Valley’).
Weinig fascineert mij zozeer als bezetenheid van het eigen gelijk (in het ideale geval gecombineerd met nietsontziend optimisme). En het bijbehorende ‘ausradieren’ van elke vorm van zelfkritiek. In het ongebreidelde enthousiasme over ‘zijn’ Steve Jobsscholen, reeg De Hond de ene gruwelijke zin aan de andere. Ik greep naar mijn hoofd en keek om me heen. Was ik de enige die pijnscheuten voelde? Of zag ik meerdere mensen ineen krimpen? (Nee. Ik was de enige. De Hond bezit – kennelijk – de gave een zaal in een vorm van totale bedwelming onder te dompelen.) Hij vertelde zonder een spatje ironie dat hij met een delegatie van CEO’s, of in ieder geval hoge omes uit de tech industrie, een aantal van zijn scholen had bezocht en samen met hen had geconstateerd – gruwel mee! – ‘dat kinderen van vier jaar al zo enorm goed draaiden’. Was ik de enige die probeerde ‘enorm goed draaiende’ kinderen van vier te visualiseren? Was ik de enige die innerlijk naar een kotszakje greep omdat ‘enorm goed draaiende’ kinderen denkelijk de voorafspiegeling vormden van levenslange afnemers van gadgets? En was ik de enige, die meende dat kinderen van vier in plaats van ‘enorm goed te draaien’ hun hoofd moesten stoten, hun handen in vieze zandbakken moesten steken, in verwondering achterover moesten leunen en een wit vel papier naar eigen impulsen vol moesten kliederen? Ja, ja en ja. Ik was de enige. De enige. Enige.
Het werd nóg erger. Want dat vieze, kliederende, verwonderde kind dat ik zo romantisch voor ogen had, werd door Maurice de Hond, alweer zonder enige wanklank, met zijn neus in een heel treurig en ongevraagd traject geduwd aangezien hij, in de wijze woorden van Maurice, als vierjarige – gruwel wéér mee! – ‘eigenaar was van zijn eigen leerweg’. In mijn tijd zeiden meesters nog niet zulke enge dingen en vonden ze het oké dat ik als vierjarige nog nergens ‘eigenaar’ van was, noch van een bedrijf, noch van een leerweg, maar volgens Maurice was ‘eigenaar’ zijn op je vierde een feest dat mogelijk werd gemaakt door zijn fantastische Steve Jobsschool. Hoe doordesemd we zijn van de neoliberale tik van de molen bleek opnieuw uit de reacties in de zaal; de mensen vonden het, ogenschijnlijk, maar stik handig dat een vierjarige de regie over zijn schoolcarrière ter hand nam en op grond van opgeslagen data langs wipte bij het Rekenplein, het Taalplein of het Creatieve Plein. Aan het visioen vierjarigen tot ‘goed draaiende’ BV’s om te vormen, die zich, reeds bewust van hun noodzakelijke output, bewuste keuzes maakten in de leerweg waarvan ze zelf eigenaar waren, leken voor niemand in de zaal randjes van persversie te kleven. Integendeel. Het gejuich kon ieder moment losbarsten! Het was Maurice de Hond, kortom, weer gelukt: mijn hele lichaam was één lange kloppende pijnscheut.
Draufgängers als Maurice de Hond zijn dáárom zo boeiend omdat ze dankzij hun linkse achtergrond (VARA!) ‘gezegend’ zijn met een schier niet te stoppen missiedrang en dat, gaandeweg hun leven, tot overmaat van ramp gaan combineren met, bijvoorbeeld, warme banden met bedrijven als Apple, wier ‘lange arm’ tot diep in de levens van individuele burgers reikt. Het levert in het geval van Maurice de Hond een overtreffende trap van Rode Bemoeizucht op, die je geen vierjarig kind zou toewensen.
Tot slot: hoewel zelfs ik moet toegeven dat de Steve Jobsschool op sommige punten best een interessant alternatief voor het Pavloviaanse onderwijssysteem is (en er dus bruikbare ideeën tussen zitten), zou ik Maurice de Hond niet langer inzetten om het betreffende onderwijsconcept aan de man te brengen. Eén verspreking deed zelfs de zaal even verstijven van twijfel en gaf onbarmhartig accuraat aan dat Maurice de Hond zèlf één van die matig geletterden is, die de klaslokalen na decennia van cultuurrot zo massaal hebben overspoeld en thans bedroevend uitrusten in uitdrukkingsvaardigheid. Volgens hem keken we op een x-moment (klik!) namelijk naar de ‘Kènnon Van De Geschiedenis’ (uitgesproken als het merk fotocamera’s), waar hij de ‘Cá-non Van De Geschiedenis’ bedoelde.
Het zal Maurice een zorg wezen. De toekomst is aan de eentjes en nulletjes! Niet aan culturele snobs zoals ik.