Het Higgs-deeltje is gevonden. Althans, de onderzoekers van het CERN hebben met een zekere waarschijnlijkheid een nieuw deeltje ontdekt dat sterk lijkt op het gezochte Higgs. Maar eigenlijk valt er niet veel te vieren. Zeker, de theoretici hebben dus waarschijnlijk gelijk: er bestaat waarschijnlijk een deeltje dat (via een lange, niet uit te leggen weg) verantwoordelijk is voor het feit dat andere deeltjes massa hebben. Die massa, dat was het Grote Probleem. Het Standaardmodel dat de onderzoekers al vele decennia gebruiken en uitbouwen, is overal ontzettend goed in, het voorspelt bijna alles correct – maar niet de massa van deeltjes. Het model zei niks over het verschijnsel massa, voorspelde dus ook geen massa’s – die moet je gewoon ordinair in een versneller meten. Dertig jaar geleden bedachten een aantal theoretici (waaronder die Higgs) dat als er een bepaald deeltje zou bestaan, die massa wél te verklaren was. Dat deeltje lijkt nu dus gevonden.
Een probleem opgelost (lijkt het). Maar er is nog een ander probleem. Het Standaardmodel is zo netjes ‘rond’ dat natuurkundigen daarin geen wegen zien om het uit te breiden naar twee andere belangrijke stukken natuurkunde: de Algemene Relativiteitstheorie, en de kwantummechanische angstdromen (donkere materie, donkere energie) waar kosmologen de laatste jaren mee op de proppen komen. En het probleem is: met de ontdekking van het Higgs (als dat klopt) komt die uitbreiding alleen maar verder weg te liggen.
Het zou leuk zijn geweest als tijdens de persconferentie deze ochtend een aantal volstrekt onverwachte metingen uit de hoge hoed waren getoverd. Van die metingen die aangeven: kijk nog wat langer met deze versneller, kijk wat verder – hier valt meer te halen. Afwijkende metingen bieden wellicht een poortje richting Einstein, of de nieuwste kosmologie. Maar dat is dus niet het geval. Wat er nu op tafel ligt, lijkt een prachtige afronding van het Standaardmodel. Felicitaties alom. Maar niemand weet hoe het nu verder moet.
Blijkbaar is dat poortje naar hogere sferen, naar een Theory of Everything, niet te vinden in Geneve. Niet met de enorme instrumenten en de nu al enorme energieën die daar kunnen worden benut. Dat betekent als natuurkundigen verder willen, ze een nóg grotere versneller nodig hebben. Een die nog veel meer miljarden kosten. En één ding is zeker: die versneller komt er nooit. Dat betekent dat de natuurkunde, na dit feestje, in wezen verder moet zonder zicht op nieuwe experimentele resultaten. Uitbreiden wordt puur papierwerk. Wellicht aangevuld met vage aanwijzingen vanuit het verre heelal (waar in de diepten dingen gebeuren die wij op aarde nooit kunnen nabootsen), maar dat is géén substituut voor het experiment. De ontdekking van het Standaard-Higgs betekent, kortom, een feestje voor de theoretici maar ook, op termijn, én het einde van de natuurkunde zoals we die kennen: de vruchtbare interactie tussen theorie en experiment.
We hebben het einde vandaag meegemaakt. Wat resteert is de theorie. De pure speculatie.