Aartsbisschop Wim Eijk heeft een missie. Een hele aardse missie. Hij moet de boeken sluitend maken. Het grootste deel van de Nederlandse katholieke parochies zitten in de rode cijfers; een deel is eigenlijk al failliet. Als er niks gebeurt, vallen de katholieke parochies de komende jaren massaal om. Dan is er niks over. En dus is Eijk nu druk bezig met het samenvoegen van parochies. Er moeten kerken worden afgestoten, en de resterende katholieken moeten straks ergens anders naar de kerk. Veel verder weg. Menige katholiek heeft de kerk al verlaten, maar als die kerk straks tien kilometer verderop staat, zal ook de rest wegblijven. Zo vrezen de vijanden van Eijk. Ze hebben inmiddels bij het Vaticaan aan de bel getrokken. Kan de Curie deze sloper stoppen? Eijk in een interview in NRC Handelsblad: ‘Dan moet ik ze helaas teleurstellen.’
En hij heeft gelijk uiteraard. Zolang Eijk de kerkleer niet aan zijn laars lapt (en Eijk is zéér stijl in de leer), zal het Vaticaan een college-kardinaal (want dat is hij ook nog) niet voor de voeten lopen. Eijk mag rustig doorgaan met de sloop. En de critici zullen ongetwijfeld gelijk krijgen. Eijk hoopt dat er in het kleine aantal resterende kerken een soort van revival zal geschieden: ‘Een volle kerk inspireert en heeft aantrekkingskracht.’ Ook daarin heeft hij gelijk. Maar dan moet er toch méér gebeuren dan gelovigen verplanten. Typerend is zijn antwoord op de vraag hoe hij verklaart dat terwijl de katholieke kerk ten onder dreigt te gaan, het aantal ‘actieve Protestanten’ de laatste jaren wél groeit. Eijk:
‘Bij de Protestanten heeft het uitzuiveringsproces al in de eerste helft van de vorige eeuw plaatsgevonden. Daardoor wonen er in ons van oudsher Nederlands hervormde land op dit moment op papier twee miljoen protestanten en vier miljoen katholieken. Bij ons is dat uitzuiveringsproces zich nu aan het volrekken. De mensen die overblijven, zijn de mensen die hun geloof echt serieus nemen.’
De vraag is helder genoeg, maar Eijk komt met een verhaal over de administratie. Over ‘uitzuiveren’. Hij doelt op opschonen van de kerkelijke administratie; het verwijderen van de namen van mensen die niks aan hun geloof doen. De katholieken hebben inderdaad heel lang optimistisch iedereen opgeteld; of een ‘ingeschreven’ katholiek zich nu in de kerk liet zien of niet, dat deed er niet toe. Eijk suggereert ten onrechte dat dit valse tellen bij de protestanten veel eerder zou zijn aangepakt (quod non), en hij suggereert dat door deze administratieve maatregel een soort gunstige selectie zou optreden waarbij een veelbelovende, actieve kern overblijft. Maar dat is helaas onzin. Je houdt daarmee als kerk de trouwe grijze kerkgangers over – en die zijn niet je toekomst.
Het antwoord typeert de man. En typeert de blinde vlek die hem voorlopig maakt tot de juiste man op de juiste plek. Er moet bezuinigd worden. Dat is onaangenaam werk; dan kun je maar beter niet gaan mijmeren over verdwijnende interesse of enthousiasme. Dan moet je gewoon geloven dat dat vanzelf wel goedkomt. Maar zo werkt het niet
Het probleem waar Eijk mee te maken heeft, bestaat ook in de protestantse kerken. Ook daar zit het merendeel van de gemeenten op zwart zaad. In de komende jaren zullen naar verwachting vier van de tien kerken moeten sluiten. Het grote voordeel voor de protestanten is dat zij de afgelopen eeuwen regelmatig al ruziënd uit elkaar zijn gegaan, waardoor een beetje dorp twee of drie protestantse kerken bezit. Sinds kort werken ze weer (grotendeels) samen in de PKN, en als er een kerk moet sluiten, hoeven de resterende gelovigen niet tientallen kilometers te reizen. Tientallen meters is vaak al voldoende. Maar dat heeft allemaal niets te maken met de stijging van het aantal actieve protestanten. Die stijging komt voor het overgrote deel voor rekening van de evangelische megakerken die de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond schieten. Kerken als de Vrije Baptistengemeente van Orlando Bottenbley in Drachten, en de beweging van de Doorbrekers in Barneveld (en Amersfoort, Zwolle, Zeeland).
De diensten in dergelijke kerken voldoen aan alle clichés waar ongelovigen graag op neerkijken: het is er gezellig, met veel kinderen, met christelijke rockmuziek en preken bomvol liefdesbetuigingen aan ‘De Heer’. Maar waar het om gaat: alle traditionele religieuze vormen zijn er losgelaten. Het is geen dienst, het is een (beschaafd) feest. En het is er bomvol. Jongeren voelen zich er thuis, en nemen andere jongeren mee. Ouderen vinden het fijn om weer eens in een kerk te zitten waar jongeren komen. Die kerken hebben de toekomst. Dat bereik je niet met het ‘uitzuiveren’ van je ledenbestand. En nog iets: de kern van die evangelische bewegingen bestaat niet uit die megakerk, of de mega-voorganger met zijn brede lach, gehuld in zijn ‘het is toch zondag’ vrijetijdskleding. De kern van het succes zijn de kleine bijeenkomsten thuis, waar gelovigen vrienden worden, elkaar steunen, elkaar bij het geloof houden. Dat model vindt steeds meer aanhang. Ook binnen de ‘nette’ PKN. Daarbinnen ritselt het inmiddels van de initiatieven, geïnspireerd op het succes van de evangelische beweging. Denk aan de bekende ‘pioniersplekken’. Daar vind je dat stijgende aantal ‘actieve protestanten’.
En wat gebeurt er binnen de Nederlandse katholieke kerk op dit gebied? Niks. Daar drijft Eijk de laatste grijze schaapjes tezamen, hopend op een wonder. Maar dat wil niet zeggen dat het katholieke volksdeel voor altijd van God los is. Dat het voorgoed niks meer met het geloof heeft. Die behoefte sterft niet zo maar uit. Onlangs sprak ik met Peter Paauwe, de oprichter van DoorBrekers, op dit moment de snelst groeiende kerk in Nederland. Tien jaar oud, en nu al een paar duizend leden. Is zijn kerk alleen maar een toevluchtsoord voor teleurgestelde protestanten, vroeg ik. Zal DoorBrekers ooit aan kunnen slaan buiten de Bible Belt? Hij keek me zelfverzekerd aan. Paauwe voorziet de stichting van Doorbrekers kerken van noord naar zuid; in de atheïstische grote steden én in het ooit katholieke zuiden. Waarom niet? Was zijn wedervraag.
Als de Katholieke kerk niet snel aan de slag gaat, niet snel werkt aan een revival, dan zou Paauwe nog gelijk kunnen krijgen ook.