Sommige wijn-evangelisten zweren bij ‘passend’ glaswerk. Niks op tegen zolang ze maar niet verdrinken in hun eigen detaillisme. Iedere gelegenheidsdrinker beseft dat geuren eerder blijven hangen in een toe- dan in een uitlopend glas. En dat de omvang van de tulp of de ballon er eveneens toe doet, valt ook nog uit te leggen. Maar dat een glas ook ‘richting’ kan geven aan de presentatie van aroma’s op het palatum, behoort tot de categorie quasi wetenschappelijke uitspraken waarmee mijn achterdocht wordt gevoed. Dat Riedel ze in omvangrijke productie per stuk bovendien nog 75 euro of meer laat kosten, in plaats van het wijnvolk een schappelijker toegang tot het proefgeluk te bieden, lijkt mij te behoren tot de beproefde strategie: ‘wat prijzig is deugt’.
Goed, er zijn wijnproevers die zich eerder door blufferige beschrijvingen ‘onderscheiden’ dan door zintuiglijke scherpte. Er zijn er zelfs bij die beschrijven wat ze nog nooit hebben geproefd en daar hoogdravende ‘wijnspeak’ bij verzinnen. Vooral in die kringen is het geneuzel over het ‘passende’ glas voortdurend onderwerp van dispuut.
Eeuwenlang hebben we die glaskeuze op z’n beloop gelaten. Een wijnglas wàs er gewoon. Geblazen in allerlei vormen en prijsklassen. Zonder dat die variatie een ander doel had dan de wijndrinker naar stand en smaak te laten kiezen. Een van die glasleveranciers begon daar al omstreeks 1700 mee, in de buurt van Praag: Riedel. Sindsdien zijn we toe aan de negende generatie die zowel z’n huid als z’n handel zo duur mogelijk verkoopt onder het motto: “iedere wijn z’n eigen glas”. Georg en zoon Maximilian hebben het bedrijf inmiddels opgestoten tot kampioen-omzetter in de wijnglas-archipel. Dankzij een slim idee van Georg. Die verblijdde de wijnwereld niet lang geleden met het ‘nieuws’ dat de vorm en structuur van een glas de aromastroom richt op en kanaliseert naar verschillende delen van de tong. Dat liet hij ingehuurde geleerden aantonen. De plaats waar onze geur-receptoren als eerste worden geactiveerd, is bepalend voor de wijnbeoordeling, houdt Georg vol.
Bedrijven als Spiegelau ( inmiddels onder Riedel-paraplu) en Schott Zweisel brengen ook al jaren een ruime variëteit glazen op de markt. Maar zo’n verhaal als dat van Georg hebben ze nog nooit afgestoken. De Riedel-magnaat beweert tot op de dag van heden dat je direct het verschil proeft tussen wijn uit zìjn of uit een ‘ordinair’ glas. Dat is op zichzelf niet zo vreemd omdat Riedel met uiterst dun (en dus kwetsbaar) materiaal werkt en iedereen weet dat dik glas het drinkplezier niet bevordert. Maar om nou staande te houden dat aroma’s jouw papillen onderscheidend en intensiever masseren als je slok wijn uit een Riedel-glas komt, zal menigeen niet kunnen bevestigen. Wat is er dan eenvoudiger om dat soort proevers glashard in de hoek van de ‘olfactieve’ onbenullen te vegen en door te gaan met de lucratieve missie?
Mij zijn geen daadwerkelijk onafhankelijke onderzoeken bekend waar het gelijk van Riedel van afdruipt. Wel zogeheten ‘bewijs’ dat is gefundeerd op gesponsorde vorserij. Zoals we ook andere en vaak overbodige parafernalia in de wijn kennen waarvan het ‘nut’ op die manier is aangetoond en die intussen miljoenen opleveren. Denk aan rariteiten als slimme flessenrekken, zelfrijzende kurkentrekkers, radiografische bestuurde wijnkoelers en beluchters op zonne-energie. En wat hebben we nodig? Eigenlijk niet meer dan een fles, een sommeliermes en een ‘basic’ glas.
De rest is voor wat een gek ervoor geeft.